ECLI:NL:RBAMS:2019:7959

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
13.751.545-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel ten behoeve van executie in Polen

Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De vordering tot overlevering was ingediend op 3 juli 2019 en betrof de aanhouding en overlevering van een persoon die in Polen was veroordeeld. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon had een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van vier jaren en zes maanden opgelegd gekregen, waarvan nog drie jaren, zes maanden en twee dagen resteren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon correct is gedagvaard en dat hij op de hoogte was van de rechtszittingen en het vonnis. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751.545-19
RK nummer: 19/3997
Datum uitspraak: 5 september 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 juli 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
21 mei 2019 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 augustus 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and non-appealable sentence of the District Court in Gryficevan 30 december 2011 met zaaknummer II K 1114/10, waarin een voorwaardelijke vrijheidsstraf aan de opgeëiste persoon is opgelegd.
Bij beslissing van 20 juli 2016 (zaaknummer II Ko 86/16) is de voorwaardelijke vrijheidsstraf in een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf omgezet.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog drie jaren, zes maanden en twee dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
In aanvulling op het EAB heeft de Poolse uitvaardigende autoriteit desgevraagd te kennen gegeven dat de opgeëiste persoon correct is gedagvaard en dat het vonnis in persoon aan de opgeëiste persoon is uitgereikt op 5 januari 2012, toen hij in
the Remand Centre in Szezecinverbleef, samen met informatie over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij hoger beroep kon indienen.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat hij in persoon van de terechtzitting en van het vonnis op de hoogte is geraakt. Hij heeft geen appel ingesteld omdat het vonnis een voorwaardelijke vrijheidsstraf inhield.
De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing, omdat de omstandigheden als bedoeld onder artikel 12, sub a en c, OLW zich voordoen.
Hetgeen door de raadsman is aangevoerd, namelijk dat de aanvullende informatie niet afdoende is om aan te kunnen nemen dat de opgeëiste persoon zijn verdediging optimaal heeft kunnen voeren, leidt niet tot een ander oordeel.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
I tot en met III, V tot en met XIII, XVI, XX, XXII tot en met XXVI, XXIX tot en met XXXI, XXXV tot en met XXXVII, XLII, XLVIII, L tot en met LII, LV, LVI, LVIII, LXI, LXV, LXVII tot en met LXXIII, LXXV tot en met LXXVIII, LXXXII, LXXXIII, LXXXVIII tot en met XCVII, C, CX, CXI, CXIII tot en met CXVI en CXXIV
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
IV, XIV, XV, XVIII, XXI, XXXVIII, XXXIX, XLV, LVII, LIX, LXII, LXIII, LXVI, LXXIV, LXXXI, LXXXIV, LXXXV, XCIX, CII, CIII, CVII tot en met CIX, CXII, CXVII en CXIX
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
XVII, XIX, XXVII, XXVIII, XXXII tot en met XXXIV, XL, XLI, XLIM, XLVI, XLVII, XLIX, LIII, LIV, LX, LXIV, LXXIX, LXXX, LXXXVI, LXXXVII, XCVIII, CI, CIV tot en met CVI, CXVIII, CXXII, CXXIII en CXXVI
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
XLIII, XLIV, CXX en CXXI
Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
CXXV
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming
CXXVII
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
CXXVIII
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
CXXIX
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 47, 311 en 350 Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin(Polen).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2019.
De voorzitter is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.