ECLI:NL:RBAMS:2019:8040

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5044
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning

Op 17 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 29 mei 2019 was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Deze vergunning betrof werkzaamheden in Deelgebied I, waaronder het graven en dempen van sloten over een oppervlakte van 15.000 m2 en een diepte van 1,25 meter. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om de vergunning op te schorten totdat op het bezwaar was beslist.

Tijdens de zitting op 17 oktober 2019 werd duidelijk dat de werkzaamheden aan de sloten reeds waren uitgevoerd en dat de vergunning op 18 oktober 2019 zou zijn uitgewerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat schorsing van de vergunning geen effect zou hebben, aangezien deze nagenoeg was uitgewerkt. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter merkte op dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. Tevens werd het verzoek van de gemachtigde van verzoekster om het college in de proceskosten te veroordelen afgewezen, omdat er geen wettelijke grondslag voor was en het verzoek om voorlopige voorziening pas eind september 2019 was ingediend, terwijl de vergunning al in mei 2019 was verleend. De uitspraak werd gedaan door mr. L.H. Waller, in aanwezigheid van griffier mr. B.E. Giesen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/5044
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2019 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam], te [plaatsnaam]
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan [naam] voor het uitvoeren van werkzaamheden in Deelgebied I van het aanstaande [naam] . De werkzaamheden bestaan uit het graven en dempen van sloten in de grond over een oppervlakte van 15.000 m2 en een diepte van 1,25 meter van Deelgebied I.
[naam] heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de vergunning op te schorten totdat op het bezwaar is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2019. [naam] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [naam] heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , kantoorgenoot van mr. Ferwerda, en [naam] .

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. [naam] heeft bij brief van 15 oktober 2019 meegedeeld dat de verwachting is dat de werkzaamheden uiterlijk 18 oktober 2019 zullen zijn afgerond. Dat is één dag na de zitting. Ter zitting heeft [naam] verklaard dat de sloten reeds gedempt en gegraven zijn. De resterende werkzaamheden bestaan enkel uit het afdekken van de gedempte sloten met teelaarde. Dit betekent volgens [naam] dat de vergunning op 18 oktober 2019 uitgewerkt zal zijn. De vertegenwoordiger van het college heeft dit ter zitting bevestigd.
3. Omdat de bestreden vergunning nagenoeg is uitgewerkt heeft schorsing van de vergunning geen effect. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af.
4. Op de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster de voorzieningenrechter gevraagd om het college in de proceskosten te veroordelen, omdat zij pas een dag voor de zitting de brief ontving waarin staat dat de werkzaamheden op 18 oktober 2019 afgerond zullen zijn. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan dat verzoek gehoor te geven. Er bestaat geen wettelijke grondslag voor een proceskostenveroordeling om die reden. Daar komt bij dat pas eind september 2019 het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, terwijl de vergunningverlening dateert van eind mei 2019.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier op 17 oktober 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.