Op 11 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn moeder op 5 juli 2018 in Amsterdam. De rechtbank heeft het verkort vonnis gewezen na het onderzoek ter terechtzitting, waarbij de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en de raadsman, mr. I. Appel, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen van geweld tegen de moeder van de verdachte, waaronder het vastpakken, duwen en het in een wurggreep houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder heeft vastgepakt en haar in een wurggreep heeft gehouden, maar heeft geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat hij haar heeft geslagen of gestompt. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van deze beschuldigingen.
De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 43 dagen geëist, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft de strafeis gevolgd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een autisme-spectrumstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis, wat zijn gedragingen heeft beïnvloed. De rechtbank heeft besloten om de strafeis van de officier van justitie te volgen en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en toezicht door de reclassering.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de voorwaarden voor de proeftijd vastgesteld. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte opgedragen zich te houden aan de opgelegde voorwaarden.