ECLI:NL:RBAMS:2019:8077

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
13/751697-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel met tegenstrijdigheid in feitomschrijving

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het kantongerecht Erlangen in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 25 juli 2019 en de behandeling vond plaats op 15 oktober 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht, dat betrekking had op een strafrechtelijk onderzoek naar een vermeend strafbaar feit volgens Duits recht.

De rechtbank constateerde dat er een tegenstrijdigheid was tussen de feitomschrijving in het EAB en de aangekruiste categorie, zoals door de officier van justitie ter zitting betoogd. De rechtbank oordeelde dat de uitvaardigende justitiële autoriteit niet in redelijkheid had kunnen concluderen dat het feit niet onderhevig was aan de toetsing van dubbele strafbaarheid. Desondanks oordeelde de rechtbank dat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan, en dat het feit naar Nederlands recht als diefstal door twee of meer verenigde personen kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de procureur van de Republiek in Nürnberg-Fürth was gegeven, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zou kunnen ondergaan. Aangezien aan alle voorwaarden was voldaan en er geen weigeringsgronden waren, heeft de rechtbank de overlevering toegestaan. De uitspraak werd gedaan door mr. Ch.A. van Dijk als voorzitter, bijgestaan door mrs. R. Godthelp en T.B. Trotman, en werd uitgesproken in openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751697-19 (EAB II)
RK nummer: 19/4465
Datum uitspraak: 29 oktober 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 juli 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 juni 2019 door
het kantongerecht Erlangen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 oktober 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, advocaat te Utrecht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 12 april 2018 door het Kantongerecht Erlangen uitgevaardigd arrestatiebevel met dossiernummer 9 Gs 229/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Gelet op de omschrijving van het feit is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een tegenstrijdigheid tussen de feitomschrijving en de aangekruiste categorie, zoals al ter zitting door de officier van justitie betoogd, zodat de uitvaardigende justitiële autoriteit niet in redelijkheid tot dat oordeel heeft kunnen komen.
4.2.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De rechtbank is van oordeel dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als (lijst)feit, waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur van de Republiek in Nürnberg-Fürth heeft bij schrijven van 27 juni 2019 de volgende garantie gegeven:
"Uitlevering van de Nederlandse staatsburger [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] .
(…)
Voor zover de vervolgde na zijn rechtsgeldige veroordeling door een Duitse rechtbank met zijn heroverplaatsing met het oog op de strafvervolging in Nederland ingestemd heeft, wordt toegezegd dat
1. hij de straf daar kan uitzitten (…)"
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is naar het oordeel van de rechtbank blijkens overweging 4.2 voldaan.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
het kantongerecht Erlangen(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2019.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.