ECLI:NL:RBAMS:2019:8147

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 2858
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag langdurige zorg op grond van de Wet langdurige zorg voor minderjarige met ernstige beperkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], die optreedt namens zijn minderjarige zoon, en de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De zaak betreft de aanvraag van [eiser] voor een indicatie voor langdurige zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), die eerder door het CIZ was afgewezen. Het primaire besluit van 7 augustus 2017 werd gehandhaafd in het bestreden besluit I van 8 maart 2018, waarin het CIZ het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en aanvullende medische informatie ingediend, wat leidde tot een nieuw besluit (bestreden besluit II) op 28 februari 2019, waarin het CIZ de aanvraag alsnog gegrond verklaarde en een indicatie afgaf met ingang van 1 februari 2019.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen geschil was over de noodzaak van 24-uurs zorg voor [eiser]. Het geschil concentreerde zich op de ingangsdatum van de indicatie. Eiser stelde dat deze al eerder vastgesteld had moeten worden, terwijl het CIZ betoogde dat pas met de medische informatie van 1 februari 2019 kon worden vastgesteld dat 24-uurs zorg noodzakelijk was. De rechtbank oordeelde dat de ingangsdatum van de indicatie moet worden vastgesteld op 22 november 2018, de datum waarop de relevante medische informatie beschikbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond, waarbij het bestreden besluit II werd vernietigd voor zover het de ingangsdatum van de indicatie betrof. Eiser kreeg het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/2858

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2019 in de zaak tussen

[persoon] , namens zijn minderjarige zoon

[eiser] ,te [woonplaats] , eiser
en

Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Met het besluit van 7 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft het CIZ de aanvraag voor [eiser] van 19 mei 2017 om een indicatie voor langdurige zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Met het besluit van 8 maart 2018 (het bestreden besluit I) heeft het CIZ het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft in beroep nadere medische informatie ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het CIZ een aanvullend medisch advies gevraagd.
Met het besluit van 28 februari 2019 (het bestreden besluit II) heeft het CIZ het bezwaar van eiser gegrond verklaard en voor [eiser] met ingang van 1 februari 2019 een indicatie op grond van de Wlz afgegeven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit II gronden aangevoerd. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2019. Eiser is verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook waren op de zitting aanwezig [naam] , [functie] en [naam] , [functie] bij [naam] .

Overwegingen

[eiser] is geboren op [geboortedatum] . Hij is geboren met arthrogryposis multiplex congenita (ACM), waardoor hij ernstige beperkingen heeft in de beweegmogelijkheden van zijn gewrichten en waarbij sprake is van multipele gezondheidsproblemen. Zijn oudere broer, geboren [geboortedatum] , heeft dezelfde aandoening en voor hem is Wlz-zorg geïndiceerd. [eiser] woont bij zijn ouders. Namens [eiser] heeft eiser op 19 mei 2017 een aanvraag gedaan voor zorg vanuit de Wlz. [eiser] gaat sinds september 2017 twee keer per week naar de Mytyl/Tyltylschool [naam] .
Het CIZ heeft de aanvraag afgewezen en de afwijzing in het bestreden besluit I gehandhaafd, omdat niet met zekerheid is vast te stellen dat er een blijvende noodzaak is voor 24-uurs zorg in de nabijheid. Er zijn volgens het CIZ nog ontwikkelmogelijkheden. Het CIZ heeft de besluitvorming gebaseerd op de medisch adviezen van [naam] van 3 augustus 2017 en [naam] van 2 januari 2018, alsmede de beoordeling door het Zorginstituut Nederland (het ZINL) van het voorgenomen bestreden besluit I.
De procedure in beroep
Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld. Eiser betwist dat verbetering mogelijk is in de toestand van [eiser] . De broer van [eiser] heeft exact dezelfde aandoening en heeft wel een Wlz-indicatie. Eiser heeft een brief van [naam] , [functie] van [naam] , van 17 januari 2018 overgelegd met als bijlage een observatieverslag van december 2017. Op 30 januari 2019 heeft de rechtbank nadere stukken van eiser ontvangen, waaronder een psychologisch onderzoek van 22 november 2018 van [naam] , [functie] bij [naam] , verklaringen van de [functie] [naam] van 18 september 2018 en 9 januari 2019, halfjaarlijkse evaluaties van [naam] over de schooljaren 2017-2018 en 2018-2019. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om [eiser] de nodige zorg te kunnen bieden.
Het CIZ heeft naar aanleiding van de in beroep overgelegde medische informatie twee maal aanvullend medisch advies gevraagd. Het medisch advies van 18 oktober 2018 van [naam] , naar aanleiding van de brief van de [functie] van [naam] van 17 januari 2018, heeft niet tot wijziging van het medisch advies van 2 januari 2018 en de besluitvorming geleid. In de aanvullende medische informatie van 22 november 2018 heeft de [functie] [naam] in het advies van 5 februari 2019 wel aanleiding gezien het medisch advies te wijzigen. De [functie] stelt vast dat [eiser] zeer waarschijnlijk levenslang op 24-uurs zorg is aangewezen, als gevolg van de combinatie van de blijvende locomotore, verstandelijke en communicatieve beperkingen in zijn dagelijks functioneren. Daarom kan gesteld worden dat [eiser] levenslang is aangewezen op 24-uurs zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, zoals verwoord in de Wlz.
Het medisch advies van 5 februari 2019 heeft geleid tot herziening van de beslissing met het bestreden besluit II. Met het bestreden besluit II heeft het CIZ [eiser] met ingang van 1 februari 2019 in aanmerking gebracht voor wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging (VG 05) in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
Beoordeling door de rechtbank van het beroep tegen het bestreden besluit I
De rechtbank merkt het bestreden besluit II aan als een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van dit artikel heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit I van rechtswege mede betrekking op dit bestreden besluit II. Omdat het bestreden besluit I is vervangen door het bestreden besluit II, heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I. Daarom verklaart de rechtbank haar beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk.
Beoordeling door de rechtbank van het beroep tegen het bestreden besluit II
7.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] 24-uurs zorg nodig heeft. Het geschil spitst zich toe op de vraag wanneer duidelijk werd dat [eiser] blijvend 24-uurs zorg nodig heeft. Uitgangspunt is dat de ingangsdatum van de indicatie de datum is, waarop het CIZ over de medische informatie beschikt op grond waarvan de indicatie wordt afgegeven.
7.2.
Eiser stelt dat al sinds de eerste indicatie duidelijk is dat [eiser] in aanmerking hoorde te komen voor een Wlz indicatie. Dat blijkt volgens eiser ook uit de brief van de [functie] van [naam] van 17 januari 2018. De laatste aanvullende stukken hebben volgens eiser de aanvraag alleen maar ondersteund, de omstandigheden van [eiser] zijn gelijk gebleven.
7.3.
Het CIZ stelt zich op het standpunt dat pas met de op 1 februari 2019 ontvangen medische informatie kon worden geconstateerd dat
blijvend24-uurs zorg nodig is.
Het CIZ heeft over de ingangsdatum nog aanvullend medisch advies gevraagd. [functie] [naam] schrijft in het advies van 3 oktober 2019 dat het CIZ vóór het advies van 5 februari 2019 alleen beschikte over gegevens van het [naam] -III ontwikkelingsonderzoek in 2017, waarin vermeld werd dat sprake was van een ontwikkelingsachterstand, maar ook dat er een groei van 10 maanden werd gerapporteerd in de voorafgaande periode. Niet ter discussie stond toen dat [eiser] aangewezen was op 24-uurs zorg in de nabijheid op basis van de multipele gezondheidsproblematiek, maar niet kon met zekerheid gesteld worden dat [eiser] levenslang was aangewezen op deze 24-uurs zorg in de nabijheid. Op basis van die informatie kon niet worden vastgesteld dat verdere groei in ontwikkeling afwezig was. Ook kon niet worden vastgesteld dat [eiser] voldeed aan de criteria van een meervoudige handicap, als bedoeld in de beleidsregels Wlz. Het ZINL kwam in februari 2018, op basis van de toen beschikbare gegevens, tot dezelfde conclusie als het CIZ.
In februari 2019 had de [functie] de beschikking over geobjectiveerde gegevens over het intelligentieonderzoek (SON-R) van november 2018. Toen was het mogelijk om vast te stellen dat er, in vergelijking met in 2017 geobjectiveerde gegevens over de ontwikkeling van [eiser] , sprake is van zodanig minimale groei in de cognitieve ontwikkeling, bij een IQ lager dan 75, dat de grondslag verstandelijke handicap, volgens de beleidsregels Wlz toegekend kon worden en met zekerheid vastgesteld kon worden dat de actuele intensieve verzorgingsbehoefte op basis hiervan levenslang van aard was. Ten aanzien van de spraaktaalontwikkeling kon toen ook vastgesteld worden, dat de communicatieve beperking niet op zichzelf staat. De verstandelijke handicap in samenspraak met de beperkte spraaktaal capaciteiten van [eiser] , maken dat hij levenslang ernstige regieproblemen heeft, inadequaat ziektebesef en inzicht heeft en niet adequaat om hulp kan vragen op relevante momenten.
7.4.
Volgens vaste rechtspraak mag het CIZ een medisch advies aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen als het advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en inzichtelijk en concludent is. De rechtbank is van oordeel dat de medische adviezen, waarop het CIZ het bestreden besluit II heeft gebaseerd, voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
7.5.
Voor zover eiser stelt dat uit de brief van de [functie] van [naam] van 17 januari 2018 al blijkt dat [eiser] blijvend op 24-uurs zorg is aangewezen, heeft verweerder zich op het medisch advies van 18 oktober 2018 kunnen baseren. De [functie] schrijft daarin onder meer dat [eiser] ontwikkelingsgerichte behandeling ontvangt en in de praktijk ontwikkeling laat zien, zoals gemeld wordt in het observatieverslag van december 2017. De grondslag verstandelijke handicap als bedoeld in de beleidsregels Wlz, kan op basis van de beschikbare gegevens niet vastgesteld worden. Niet kan met zekerheid gesteld worden dat bij [eiser] sprake is van een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief.
7.6.
Voor zover eiser stelt dat de oudere broer van [eiser] dezelfde aandoening als [eiser] heeft en daarvoor al eerder een Wlz-indicatie toegekend heeft gekregen, heeft verweerder zich gebaseerd op de medisch adviezen van 3 oktober 2019 en 2 januari 2018, waarin staat dat de aandoening AMC een verzamelnaam is voor verschillende ziekten. Daarom kan niet automatisch aangenomen worden dat de zorgbehoefte van zijn broer één op één is te vertalen naar de situatie van [eiser] . De rechtbank vindt de adviezen ook op dit punt consequent en goed te volgen.
7.7.
Het CIZ heeft dus op grond van de medisch adviezen kunnen bepalen dat de ingangsdatum 1 februari 2019 is. Op de zitting heeft de gemachtigde van het CIZ aangegeven dat zij ook kan instemmen met 22 november 2018 als ingangsdatum, zijnde de datum van het psychologisch rapport wat heeft geleid tot het nieuwe medisch advies en het daaropvolgende besluit. De rechtbank vindt dat de ingangsdatum van 22 november 2018 kan worden aangemerkt als datum waarop duidelijk werd dat [eiser] blijvend 24-uurs zorg nodig heeft en zal daarom het beroep gegrond verklaren.
Conclusie
8. Het beroep tegen het bestreden besluit I is hiervoor niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen het bestreden besluit II is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit II voor zover daarbij de ingangsdatum van de indicatie op 1 februari 2019 vastgesteld is. De rechtbank voorziet zelf in de zaak in die zin dat de ingangsdatum van de indicatie 22 november 2018 is.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het CIZ aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt. Eiser heeft gevraagd om vergoeding van ‘de algemene rechtbank / zittingkosten die hij heeft gemaakt’, maar heeft deze kosten niet onderbouwd. De rechtbank kan dus niet beoordelen of dit voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit II gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de ingangsdatum van de indicatie is vastgesteld op 1 februari 2019;
  • bepaalt dat de ingangsdatum van de indicatie 22 november 2018 is;
  • draagt het CIZ op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als uw zaak spoedeisend is, kunt u de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter vragen om het treffen van een voorlopige voorziening.