ECLI:NL:RBAMS:2019:8296

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
AMS 19/3034
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Mireku
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontheffing voor heiwerkzaamheden in verband met geluidsnormen en overlast voor omwonenden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, omwonenden van een bouwproject, hebben bezwaar gemaakt tegen een ontheffing die was verleend aan [bedrijf 1] voor heiwerkzaamheden, omdat deze werkzaamheden zouden leiden tot overschrijding van de geluidsnormen. De ontheffing was verleend voor een periode van 11 tot en met 28 juni 2019, waarbij de aannemer was toegestaan om gedurende vier tot acht dagen de geluidsnorm van 80 dB(A) te overschrijden. Verzoekers vorderden schorsing van deze ontheffing, omdat zij ernstige geluidshinder ondervonden en meenden dat de aannemer onvoldoende maatregelen had genomen om de overlast te beperken.

Tijdens de zitting op 27 juni 2019 hebben de verzoekers hun bezorgdheid geuit over de geluidsnormen en de communicatie van de aannemer en de gemeente over de werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoekers afgewogen tegen die van de aannemer. Ondanks de zorgen van de verzoekers, concludeerde de voorzieningenrechter dat de aannemer de werkzaamheden binnen de gestelde termijn kon afronden en dat er geen reden was om aan te nemen dat de werkzaamheden zouden uitlopen. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de aannemer compensatie had geboden aan de omwonenden voor de overlast.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van de ontheffing afgewezen, met de overweging dat de ontheffing nog slechts voor één dag kon worden gebruikt en dat de aannemer had aangegeven dat de werkzaamheden in een korte tijd konden worden afgerond. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de inschatting van de aannemer en heeft geoordeeld dat de geluidsnormen niet evident onrechtmatig werden overschreden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Mireku, in aanwezigheid van griffier J.P. Braam.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3034

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2019 in de zaak tussen

[verzoekers],te Amsterdam, verzoekers (gemachtigde: mr. J.M. Stedelaar),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (gemachtigde: mr. H.D. Hosper).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [bedrijf 1] ,

(gemachtigde: mr. T. Groot).

Procesverloop

Op 17 mei 2019 heeft [bedrijf 1] een aanvraag gedaan om verlening van een ontheffing als bedoeld in artikel 8.3, derde lid, van het Bouwbesluit 2012.
Bij besluit van 29 mei 2019 (de ontheffing) heeft verweerder de gevraagde ontheffing verleend voor:
het dieper heien van reeds aangebrachte damwanden en
het aanbrengen van nieuwe damwandplanken, waarbij er wordt voorgeboord.
Verzoekers hebben tegen de ontheffing bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2019. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder en [bedrijf 1] hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor [bedrijf 1] zijn verschenen [de persoon] ebacke, projectleider, en M.J. Profittlich, werkzaam bij bureau Fugro.

Inleiding

1.1
Aan de [wijk] is in januari van dit jaar ter hoogte van [adres] gestart met de bouw van een [gebouw] . Het project draagt de naam ' [naam] ' .
[bedrijf 1] plaatst damwanden ten behoeve van de bouw van een parkeergarage onder [gebouw] door die wanden de grond in te trillen.
1.2
Op 24 april 2019 zijn de werkzaamheden om de damwanden te plaatsen tijdelijk stilgelegd omdat de in artikel 8.3 van het Bouwbesluit 2012 gestelde geluidsnormen werden overschreden. Uit metingen van Fugro was gebleken dat de norm van 80 dB(A) werd overschreden. Die overschrijding was, aldus [bedrijf 1] , het gevolg van onbekende obstakels in de grond waar de damwanden op stuitten. Omdat [bedrijf 1] verwachtte dat plaatsing van de damwanden door de obstakels niet zonder overschrijding van de geluidsnormen kon plaatsvinden, heeft [bedrijf 1] verweerder gevraagd om ontheffing te verlenen van de in artikel 8.3, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 gestelde geluidsnormen, die verweerder vervolgens heeft verleend.

De ontheffing

2. Verweerder heeft de ontheffing verleend voor overschrijding van de maximale dagwaarde (LAr,LT) van 80 dB(A) gedurende 4 tot 8 dagen in de periode van 11 tot en met 28 juni 2019 tussen 8.00 en 16.00 uur. In de ontheffing worden diverse voorschriften gesteld om de overlast te beperken. Zo moeten de werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage 2 van de aanvraag aangegeven werkmethode. Verder moet bij de uitvoering gebruik worden gemaakt van de best beschikbare stille technieken en moet de voor de omgeving meest gunstige werkwijze worden toegepast.

Waar het verzoekers om gaat

3.1
Verzoekers ondervinden ernstige geluidshinder van de werkzaamheden. Op de zitting hebben zij verteld dat deze hinder aanzienlijker is dan de hinder die zij van andere bouwprojecten hebben ondervonden. Het langdurig geluid veroorzaakt spanning. Zij vinden ook dat zowel [bedrijf 1] als verweerder de bewoners vooraf en tijdens het project onvoldoende hebben geïnformeerd over de mogelijke geluidsoverlast. Zij menen dat [bedrijf 1] onvoldoende in het werk heeft gesteld om de overlast te beperken en dat onvoldoende compensatie is geboden.
3.2
Verzoekers betogen dat de ontheffing onvoldoende waarborgt dat de overschrijding van de geluidsnormen beperkt blijft. Verweerder heeft bij de verlening van de ontheffing niet genoeg rekenschap gegeven van de (gezondheids)belangen van de bewoners. Verzoekers vragen daarom schorsing van de ontheffing. Als de ontheffing niet wordt geschorst vragen zij de voorzieningenrechter om maatregelen te treffen. Zij verlangen:
  • permanente monitoring van het geluid;
  • vaststelling van maximum aan dag- en piekwaarden;
  • stillegging van werkzaamheden bij overschrijding;
  • nauwkeuriger bepaling van de periode waarbinnen de werkzaamheden plaatsvinden.

De stand van zaken

4.1
[bedrijf 1] heeft in afwachting van de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening tot dusver geen gebruik gemaakt van de ontheffing. Desondanks, zo liet [bedrijf 1] op de zitting weten, is de plaatsing van de damwanden bijna voltooid. Een deel van de damwanden moet nog één meter verder ingetrild worden. Een ander deel zou volgens het aanvankelijke plan nog dieper moeten worden ingebracht, maar dat blijkt vanwege de ondergrondse obstakels niet mogelijk. Verdere werkzaamheden voor dat deel kunnen achterwege blijven omdat bij aangepaste bemaling met de bereikte diepte van twintig meter kan worden volstaan.
4.2
Een en ander betekent dus, aldus [bedrijf 1] , dat nog één wand één meter dieper moet. [bedrijf 1] verwacht dat dit in vier uur moet kunnen worden voltooid, wat neerkomt op één à anderhalve dag werk. Dat is echter alleen mogelijk als gebruik kan worden gemaakt van de ontheffing. Als wordt ingetrild binnen de normen van het Bouwbesluit, zouden de werkzaamheden moeten worden gestaakt zodra die normen worden overschreden. In dat geval zullen de benodigde vier uren worden verspreid over meerdere werkdagen in plaats van concentratie in één of anderhalve dag.

De beoordeling door de voorzieningenrechter

5.1
De voorzieningenrechter moet beoordelen of het belang van verzoekers bij een schorsing van de ontheffing zwaarder weegt dan het belang van [bedrijf 1] bij de mogelijkheid om van de ontheffing gebruik te kunnen maken.
5.2
De ontheffing is verleend voor de periode van 11 tot en met 28 juni 2019. Dit betekent dat nog één dag van die ontheffing gebruik kan worden gemaakt. De voorzieningenrechter ziet zich nu voor de vraag gesteld: moet dat worden toegestaan of moet de ontheffing worden geschorst waardoor de termijn verloopt en zonder ontheffing moet worden gewerkt?
5.3
Verzoekers waren op de zitting duidelijk: zij zien geen mogelijkheid om verdere overschrijding van de geluidsnormen te incasseren. Voor hen is de grens bereikt. Daarom zien zij er geen heil in dat voor één dag gebruik wordt gemaakt van de ontheffing om de werkzaamheden in één keer te voltooien. Omdat verzoekers eraan hechten dat de geluidnormen niet worden overschreden, accepteren zij dat de werkzaamheden in dat geval langer voortduren. Op de zitting hebben zij nog wel een aantal strikte voorwaarden gesteld (zie overweging 3.2) waaronder zij wel bereid waren om de door [bedrijf 1] voorgestelde optie te aanvaarden, maar [bedrijf 1] wilde die voorwaarden niet aanvaarden. Met name de door verzoekers gestelde voorwaarde dat de komende jaren het geluid permanent wordt gemonitord vormde een obstakel om tot een vergelijk te komen
5.4
De in het Bouwbesluit 2012 gestelde geluidnormen zijn er niet voor niets. Die zijn er om de omgeving, waaronder omwonenden zoals verzoekers, te beschermen tegen forse geluidsoverlast van bouwwerkzaamheden. Forse geluidoverlast is, zeker naarmate die langer voortduurt, letterlijk en figuurlijk indringend. De voorzieningenrechter is zich daar van bewust.
5.5
Maar het Bouwbesluit 2012 voorziet ook in de mogelijkheid tot ontheffing. Verweerder kan van die mogelijkheid gebruikmaken en heeft dat in dit geval ook gedaan door [bedrijf 1] toe te staan om gedurende vier tot acht dagen de maximale dagwaarde te overschrijden. Van die vier tot acht dagen hoeft nog in beperkte mate gebruik te worden gemaakt. Volgens [bedrijf 1] kunnen de werkzaamheden in vier uur worden voltooid. Verzoekers willen daar niet op varen, maar de voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om die inschatting in twijfel te trekken. Dat neemt uiteraard niet weg dat vier uur geluidoverlast van meer dan 80 dB(A) opnieuw een claim op verzoekers legt, maar dan zijn de werkzaamheden naar alle waarschijnlijkheid ook voltooid en zal van overlast door plaatsing van de damwanden geen sprake meer zijn. Verzoekers kunnen voor die dag nog steeds gebruik maken van de door [bedrijf 1] geboden compensatie die bestaat uit verblijf in een hotellounge of vergaderruimte in het QO hotel met vergoeding van lunch en drankenarrangement of uit vergoeding van verblijf op een door verzoekers te kiezen locatie. De kosten voor verblijf op de door verzoekers gekozen locatie worden vergoed tot€ 250,­ per dag, onder overlegging van facturen van de gemaakte kosten.
5.6
Alles afwegendeziet de voorzieningenrechter reden om toe te staan dat op de laatste dag van de termijn van de ontheffing gebruik wordt gemaakt. Daarbij kan in het midden blijven of het bezwaar een redelijk kans van slagen heeft. Van een evident onrechtmatig besluit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
5.7
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 27 juni 2019 door mr.
A.K.Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.P. Braam, griffier. De beslissing is dezelfde dag om 17.50 uur door de griffierr er e-mail en per faxbericht aan partijen bekendgemaakt.
griffie
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.