ECLI:NL:RBAMS:2019:8348

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 579
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en wegslepen van voertuigen op parkeerplaatsen voor elektrische voertuigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een zelfstandig ondernemer uit Muiderberg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres was het niet eens met de bestuursdwang die was toegepast door haar auto weg te slepen van een parkeerplaats die bestemd was voor het opladen van elektrische voertuigen. De auto was niet aangesloten op een oplaadpunt, wat leidde tot de beslissing van de gemeente om de auto weg te slepen. Eiseres voerde aan dat zij vanwege zwangerschapsklachten haar auto dichtbij haar bestemming, een yogacentrum, moest parkeren en dat de kosten van € 373,- voor het wegslepen van de auto voor haar als zelfstandig ondernemer en moeder van twee kinderen te hoog waren.

De rechtbank overwoog dat de gemeente verplicht is om handhavend op te treden bij overtredingen van de wet, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de gemeente hadden moeten weerhouden van het toepassen van bestuursdwang. Eiseres had moeten anticiperen op de mogelijkheid dat zij niet dichtbij haar bestemming kon parkeren, gezien de drukte in de straat. De rechtbank oordeelde dat de kosten van het wegslepen terecht op eiseres werden verhaald, aangezien zij niet had aangetoond dat zij deze kosten niet kon betalen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/579

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Muiderberg, eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: drs. M.W. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de auto van eiseres weg te slepen.
Bij besluit van 21 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2019. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 25 november 2018 stond de auto van eiseres geparkeerd op [plaats] in Amsterdam op een parkeerplaats die is aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen. Verweerder heeft spoedeisende bestuursdwang toegepast door de auto weg te slepen en de hieraan verbonden kosten, van € 373,-, op eiseres verhaald.
2. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres zo, dat zij het er niet mee eens is dat verweerder bestuursdwang heeft toegepast, althans dat het de kosten daarvan op haar heeft verhaald. In verband met haar zwangerschapsklachten moest eiseres haar auto dichtbij de plek van bestemming (het yogacentrum) parkeren en dit was de enige plaats die beschikbaar was. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het bedrag van € 373,- voor haar als zelfstandig ondernemer en moeder van twee kinderen erg hoog is.
Wat vindt de rechtbank van de zaak?
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel verplicht is om handhavend op te treden in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag verweerder weigeren dit te doen. Van een bijzondere omstandigheid kan sprake zijn indien concreet zicht op legalisatie bestaat of indien handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
4. De rechtbank stelt vast dat de auto op het moment van het wegslepen stond geparkeerd op een parkeerplaats bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen. De auto van eiseres was niet aangesloten op het oplaadpunt. Dat betekent dat de auto daar niet mocht staan. Om deze overtreding te beëindigen en de parkeerplaats weer vrij te maken, was verweerder in beginsel bevoegd om de auto weg te slepen en in bewaring te stellen. [1]
5. In hetgeen eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die verweerder er van hadden moeten weerhouden handhavend op te treden. Het yogacentrum is gelegen aan een drukke straat in Amsterdam ( [plaats] ), zodat eiseres rekening had moeten houden met de kans dat zij niet voor de deur, of anderszins dichtbij kon parkeren. Als dit wel noodzakelijk was in verband met haar zwangerschapsklachten, had eiseres daarop moeten anticiperen door op een andere manier naar haar bestemming te reizen. De rechtbank vindt daarom dat verweerder terecht bestuursdwang heeft toegepast.
6. Op grond van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht is het uitgangspunt dat de overtreder de kosten van het toepassen van bestuursdwang moet betalen. Dit is alleen anders indien deze kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat er geen reden is om geheel of gedeeltelijk af te zien van kostenverhaal. De rechtbank realiseert zich dat de kosten voor het wegslepen hoog zijn, maar vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om deze kosten te betalen. Daarbij weegt voor de rechtbank mee dat verweerder op de zitting heeft verteld dat de kosten direct bij het ophalen van de auto zijn betaald en er geen verzoek om een betalingsregeling is gedaan. Gelet hierop, is geen reden aan te nemen dat de wegsleepkosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van eiseres behoren te komen. Indien eiseres alsnog een betalingsregeling wil treffen, kan zij zich hiervoor tot verweerder wenden.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Breugem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.H. Kosters, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 november 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en 173, aanhef en onder a en c, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 2, aanhef en onder c, van het Besluit wegslepen van voertuigen en artikel 2 van de Wegsleepverordening Amsterdam 2017.