ECLI:NL:RBAMS:2019:8380

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
7 november 2019
Zaaknummer
C/13/670608 / KG RK 19-1341
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot erkenning van een Oostenrijks vonnis en de afwijzing daarvan op grond van schending van het recht op een eerlijk proces

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van Connexys B.V. om de erkenning van een Oostenrijks vonnis van 24 mei 2019 te weigeren. Connexys, vertegenwoordigd door advocaat mr. V. van Druenen, had het verzoek ingediend na een procedure die was gestart door RK-Management GmbH, die werd bijgestaan door advocaat mr. J.W.B. van Till. De procedure in Oostenrijk betrof een vordering van RK-Management tegen Connexys voor het verstrekken van gegevens en betaling van provisie. Connexys stelde dat zij niet op de hoogte was gesteld van de verdere procedure na een eerder vonnis van 15 januari 2018, en dat zij daardoor niet in staat was om verweer te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat Connexys niet voldoende had aangetoond dat haar fundamentele rechten waren geschonden en dat de erkenning van het Oostenrijkse vonnis niet in strijd was met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft het verzoek van Connexys afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van procesvertegenwoordiging en de verantwoordelijkheden van partijen in juridische procedures.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/670608 / KG RK 19-1341
Beschikking van 7 november 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONNEXYS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
advocaat mr. V. van Druenen te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
RK-MANAGEMENT GMBH,
gevestigd te Salzburg, Oostenrijk,
verweerster,
advocaat mr. J.W.B. van Till te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Connexys en RK-Management worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 5 augustus 2019, met producties,
  • het verweerschrift met producties,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 24 september 2019.

2.Feiten

2.1.
Op 4 januari 2017 heeft RK-Management Connexys gedagvaard voor het Landesgericht in Salzburg te Oostenrijk ter verkrijging van een “Buchauszug” (verstrekking van gegevens) en betaling van provisie. Connexys werd in die procedure bijgestaan door een Oostenrijkse advocaat van het kantoor Mahringer Steinwender Bestebner Rechtsanwälte (verder: Mahringer). RK-Management is bijgestaan door Dr. Erich Schwarz, advocaat te Salzburg, Oostenrijk (verder aangeduid met Schwarz). Als omschrijving van de vorderingen van RK-Management is in het inleidende processtuk vermeld:
“(…)
1. Buchauszug (…) € 30.000,00
2. Provisionen nach Buchauszug (Stufenbegehren)
€ 30.000,00
Gesamtstreitwert € 60.000,00
(…)”
2.2.
Bij vonnis van 15 januari 2018 (getiteld “TEILURTEIL”) is Connexys veroordeeld tot het overdragen van bepaalde gegevens aan RK-Management. Verder blijkt uit het vonnis van 15 januari 2018 dat de procedure voor de rechtbank Salzburg, Oostenrijk (verder: het Landesgericht), als kenmerk heeft: 1 Cg 2/17m.
2.3.
Op 22 februari 2018 heeft Mahringer aan het Landesgericht gemeld dat zijn procesvolmacht is ingetrokken. Mahringer heeft zich daarom onttrokken als advocaat van Connexys in de procedure voor die rechtbank.
2.4.
Op 27 november 2018 heeft het Landesgericht aan Mahringer en Schwarz een oproep betekend van de mondelinge behandeling voor 4 maart 2019 van de procedure met kenmerk 1 Cg 2/17m. Op 28 maart 2019 is aan Mahringer en Schwarz opnieuw een oproep betekend voor een nader vastgestelde mondelinge behandeling op 24 april 2019. In de oproepen is vermeld dat het ging om een vordering van € 100.000,00.
2.5.
In de oproep van 28 maart 2019 staat ook het volgende:

2) Zur bereits am 22.2.2018 bekannt gegebenen Vollmachtsauflösung der Beklagtenvertreter wird auf §§ 36,93 Abs 1 ZPO verwiesen.
3) Der beklagten Partei wird gemäß § 180 Abs 2 ZPO aufgetragen, binnen 14 Tagen ein allfälliges konkretes Bestreitungsvorbringen zum nun bezifferten Zahlungsbegehren der klagenden Partei zu erstatten (…).”
2.6.
In het proces-verbaal van de zitting van 24 april 2019 is opgenomen dat namens Connexys niemand is verschenen. Daarbij is het volgende vermeld:

Die Zustellung der Lading zum heutigen Termin an die bisherigen Beklagtenvertreter ist ausgewiesen.” Dat wil zeggen dat de tot dan toe bekende procesvertegenwoordiger van Connexys volgens dit proces-verbaal van de behandelingsdatum op de hoogte is gesteld.
2.7.
Bij eindvonnis van 24 mei 2019 heeft het Landesgericht Connexys veroordeeld tot betaling van € 100.000,00 te vermeerderen met rente en kosten. In de aanhef van dit vonnis staat onder meer: “
Connexys (…), zuletzt vertreten durch die Mahringer (…)
2.8.
Op 8 juli 2019 heeft het Landesgericht op verzoek van RK-Management een Certificaat als bedoeld in artikel 53 van de EU Verordening nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder: Brussel I-bis) verstrekt. Daarop is bij punt 4.5.1 aangekruist dat de beslissing van 24 mei 2019 aan Connexys ter beschikking is gesteld, waarvoor als datum is vermeld 28 mei 2019.
2.9.
Op 22 juli 2019 zijn het vonnis van 24 mei 2019 en het (hierboven bedoelde) Certificaat van 8 juli 2019 aan Connexys, aan haar adres in Nederland, ter executie betekend. Op het vonnis staat een stempel met de tekst: “
Diese Ausfertigung ist rechtskräftig und vollstreckbar.” Daaronder is als datum vermeld 4 juli 2019. En ook: “
Elektronische Ausfertigung gemäß § 79 GOG”.
2.10.
In Nederland heeft Connexys bij exploot van 30 juli 2019 de voorzieningenrechter van deze rechtbank gevorderd de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 mei 2019 in Nederland te schorsen. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft in zijn vonnis van 21 augustus 2019 deze gevraagde voorziening geweigerd.
3. Het verzoek
3.1.
Connexys heeft verzocht het vonnis van 24 mei 2019 van de rechtbank te Salzburg, Oostenrijk niet te erkennen in Nederland en de tenuitvoerlegging van dat vonnis te weigeren. Op de mondelinge behandeling heeft Connexys een subsidiair verzoek ingesteld, en gevraagd om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 mei 2019 te schorsen totdat in kracht van gewijsde over de erkenning van dit vonnis is beslist.
3.2.
Connexys stelt daartoe – kort gezegd – dat erkenning en tenuitvoerlegging van het vonnis van het Landesgericht in Nederland dient te worden geweigerd op grond van artikel 45 lid 1 onder a en onder b Brussel I-bis. Connexys is niet geïnformeerd door het Landesgericht, of RK-Management, dat de procedure na voldoening aan het vonnis van 15 januari 2018 een verder verloop zou hebben. Connexys heeft geen bericht ontvangen over de geplande zittingen die in 2019 hebben plaatsgevonden in het verdere verloop van die procedure en waarop het vonnis van 24 mei 2019 is gebaseerd, en verder wist zij niet dat RK-Management de geldvordering op Connexys heeft vermeerderd. Connexys is dus niet in de gelegenheid gesteld verweer te voeren tegen de stellingen van RK-Management in de verdere procedure voor het Landesgericht. Vervolgens is het vonnis aan Connexys betekend op een moment dat het instellen van hoger beroep in Oostenrijk reeds onmogelijk wa, omdat de termijn daarvoor was verstreken. Daardoor is Connexys een mogelijke rechtsgang ontzegd. De weigeringsgronden als bedoeld in artikel 45 Brussel I-bis zijn dan ook van toepassing, aldus steeds Connexys.
3.3.
RK-Management voert – samengevat – aan dat de processtukken over het verdere verloop van de procedure voor het Landesgericht onder vermelding van het procedurenummer aan Mahringer zijn verzonden. Die voormalige advocaat van Connexys heeft zich onttrokken als procesvertegenwoordiger van Connexys in de procedure voor de rechtbank Salzburg, Oostenrijk, maar voor Connexys heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld. Dan heeft de onttrekking als procesvertegenwoordiger van Connexys geen gevolg volgens het Oostenrijks procesrecht en blijft de teruggetreden advocaat de contactpersoon voor alle correspondentie over de procedure. Het Landesgericht en Schwarz hebben de processtukken over het verdere verloop aan Mahringer gestuurd. Connexys is dus in de gelegenheid geweest verweer te voeren en heeft dat nagelaten. Dit geldt ook voor het hoger beroep, de uitspraak van 24 mei 2019 is immers aan Mahringer gestuurd op 28 mei 2019. Onder deze omstandigheden zijn de weigeringsgronden van artikel 45 lid Brussel I-bis niet van toepassing, aldus steeds RK-Management.
3.4.
Op stelling van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze rechtbank zal dit verzoek in behandeling nemen omdat partijen bij brief van 21 augustus 2019 te kennen hebben gegeven geen verwijzing naar een andere rechtbank te wensen (artikel 270 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).
4.2.
De erkenning van een vonnis van een lidstaat van de Europese Unie kan slechts onder bijzondere omstandigheden door een rechter uit een andere lidstaat (in dit geval de Nederlandse rechter) worden geweigerd, namelijk in de gevallen als omschreven in artikel 45 lid 1 Brussel I-bis. Daarbij dient de rechter in de lidstaat (in dit geval de Nederlandse rechter) waar het vonnis van een andere lidstaat (in dit geval Oostenrijk) ten uitvoer zal worden gelegd zich te onthouden van een inhoudelijke toets over hetgeen in het vonnis is overwogen en beslist. Indien sprake is van een weigeringsgrond voor de erkenning van het vonnis van het Landesgericht in Nederland, kan ook de tenuitvoerlegging van dat vonnis op Nederlands grondgebied worden geweigerd (artikel 46 Brussel I-bis).
Toetsingskaders
4.3.
De weigeringsgrond voor de erkenning en tenuitvoerlegging van het Oostenrijks vonnis van 24 mei 2019 uit artikel 45 lid 1 onder a Brussel I-bis vereist dat kennelijk strijd bestaat met de Nederlandse openbare orde. Voor een succesvol beroep op deze bepaling dient Connexys aan te tonen dat in de procedure in Oostenrijk die tot het vonnis van 24 mei 2019 heeft geleid, haar fundamentele rechten in substantiële mate zijn geschonden, of dat de erkenning of de tenuitvoerlegging van dat vonnis op onaanvaardbare wijze indruisen tegen de Nederlandse rechtsorde omdat het vonnis inbreuk maakt op een fundamenteel rechtsbeginsel in Nederland (zo ook het Europees Hof van Justitie, 6 september 2012 C-619/10, ECLI:EU:C:2012:531). Daarbij heeft te gelden dat die fundamentele rechten of fundamentele rechtsbeginselen naar nationaal recht (in dit geval Nederlands recht) dienen te worden uitgelegd, maar dat daarin centraal dient te staan het in artikel 6 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 47 van het EU Grondrechtenhandvest (waarin kort gezegd hetzelfde is bepaald als in artikel 6 EVRM) gewaarborgde recht van een eerlijk proces: wanneer de in een andere lidstaat gegeven beslissing tot stand is gekomen met schending van het recht op een eerlijk proces, stuit erkenning en tenuitvoerlegging daarvan in Nederland af op de openbare orde.
4.4.
Artikel 45 lid 1 onder b Brussel I-bis betreft een weigeringsgrond voor de erkenning en tenuitvoerlegging van verstekvonnissen. Daarbij is doorslaggevend, ook in de breedste uitleg van het begrip ‘verstekvonnis’, dat de verweerder niet is verschenen in de procedure. Connexys heeft terecht betoogd dat het begrip ‘verstekvonnis’ ruim dient te worden uitgelegd en ook omvat de situatie dat een niet-verschenen partij niet op de hoogte is geweest van de procedure of dat die partij niet is vertegenwoordigd door haar geïnstrueerde advocaten.
4.5.
In de kern komen de stellingen van Connexys erop neer dat zij geen verweer heeft kunnen voeren in de voortzetting van de procedure bij het Landesgericht omdat zij niet is geïnformeerd over die voortzetting na het vonnis van 15 januari 2018. Connexys heeft betoogd dat dit het gevolg is geweest van de onttrekking van haar advocaat in die procedure (Mahringer). Om de stellingen van partijen daarover te beoordelen zijn van belang de op de procedure voor het Landesgericht van toepassing zijnde wettelijke bepalingen over het Oostenrijkse procesrecht. Dit zijn de volgende artikelen van de Oostenrijkse Zivilprocessordnung (ZPO), vrij vertaald het Oostenrijks wetboek van burgerlijke rechtsvordering:
§ 27
(1) Vor den Bezirksgerichten in Sachen, deren Streitwert an Geld oder Geldeswert
5 000 Euro übersteigt, (…) und vor allen höheren Gerichten müssen sich die Parteien durch Rechtsanwälte vertreten lassen (absolute Anwaltspflicht).
§ 36
(1) Die durch Widerruf oder Kündigung herbeigeführte Aufhebung der Vollmacht zur Processführung oder zur Vornahme einzelner Processhandlungen erlangt dem Processgegner gegenüber erst dann rechtliche Wirksamkeit, wenn ihm das Erlöschen der Vollmacht, in Rechtssachen aber, in welchen die Vertretung durch Rechtsanwälte geboten ist, die Bestellung eines anderen Rechtsanwalts von der Partei angezeigt wird. Diese Anzeige hat durch Zustellung eines Schriftsatzes zu geschehen. (…).
(2) Nach Kündigung der Vollmacht bleibt der Bevollmächtigte noch durch vierzehn Tage berechtigt und verpflichtet, für den Vollmachtgeber zu handeln, soweit dies nöthig ist, um letzteren vor Rechtsnachtheilen zu schützen.
§ 93
(1) Hat eine Partei für einen Rechtsstreit Processvollmacht ertheilt, so haben bis zur Aufhebung der Processvollmacht (§. 36) alle diesen Rechtsstreit betreffenden Zustellungen an den namhaft gemachten Bevollmächtigten zu geschehen. Dies umfasst auch Ladungen der Partei zu ihrer Einvernahme.
2) (…).
§ 112. Sind beide Parteien durch Rechtsanwälte vertreten, so hat jeder dieser Rechtsanwälte, der einen Schriftsatz einbringt, die für den Gegner bestimmte Gleichschrift dessen Rechtsanwalt durch einen Boten, die Post oder mittels Telefax oder elektronischer Post direkt zu übersenden; diese Übersendung ist auf dem dem Gericht überreichten Stück des Schriftsatzes zu vermerken. Dies gilt nicht für Schriftsätze, die dem Empfänger zu eigenen Handen zuzustellen sind oder durch deren Zustellung eine Notfrist in Lauf gesetzt wird.
4.6.
In deze rekestprocedure wordt, voor zover hier van belang, van de volgende betekenis van de hierboven aangehaalde artikelen uitgegaan:
  • Uit artikel 27 ZPO volgt dat partijen dienen te worden bijgestaan door een advocaat (verplichte procesvertegenwoordiging) in geschillen zoals die zijn gerezen tussen RK-Management en Connexys bij de uitvoering en beëindiging van hun rechtsverhouding.
  • Het bepaalde in artikel 36 ZPO komt er kort gezegd erop neer dat de volmacht jegens een advocaat die zich onttrekt – hoewel deze geen proceshandelingen meer kan en mag verrichten – ‘doorwerkt’ totdat zich een nieuwe advocaat heeft gemeld.
  • In artikel 93 ZPO is bepaald dat alle het rechtsgeding betreffende betekeningen aan de met naam aangeduide gevolmachtigde dienen te geschieden totdat de procesvolmacht met inachtneming van artikel 36 ZPO is ingetrokken. Dit omvat mede oproepingen aan die partij om te worden gehoord.
  • Artikel 112 ZPO houdt in dat een advocaat van in te dienen stukken gelijktijdig een kopie aan de advocaat van zijn wederpartij moet zenden. Gelet op de verplichte procesvertegenwoordiging in de procedure voor het Landesgericht, wordt daarbij verwacht dat de advocaat van de partij die stukken in het geding wenst te brengen, daarvan een kopie stuurt aan de bij die procedure gestelde advocaat, met inachtneming van het bepaalde in artikel 36 ZPO.
4.7.
De artikelen over procesvertegenwoordiging van het Oostenrijks procesrecht komen er – net als naar Nederlands recht – erop neer dat beëindiging door de procesvertegenwoordiger van zijn opdracht een omstandigheid is die de procespartij persoonlijk betreft, zodat hij degene is die ervoor moet zorgen dat hij weer behoorlijk wordt vertegenwoordigd en dat het niet aan de tegenpartij is om nasporingen te doen, noch aan de rechter om de cliënt over de gevolgen van onttrekking te informeren, ook niet in het kader van artikel 6 EVRM (of artikel 47 EU Grondrechtenhandvest).
Toegepast op het verzoek van Connexys
4.8.
Connexys heeft haar beroepen op de verschillende weigeringsgronden voor de erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland van het Oostenrijks vonnis van 24 mei 2019 gestoeld op dezelfde feiten en omstandigheden, samengevat weergegeven onder 3.2.
4.9.
RK-Management heeft in het inleidend stuk van de procedure voor het Landesgericht twee vorderingen ingesteld: het verstrekken van bepaalde gegevens en betaling van een geldsom (zie ook onder 2.1). Connexys is in die procedure verschenen door het stellen van een advocaat, Mahringer (zoals voorgeschreven in artikel 27 ZPO). Daaruit volgt dat Connexys bekend is geweest, althans wordt geacht bekend te zijn geweest, met die door RK-Management aanhangig gemaakt procedure en de vorderingen van RK-Management op Connexys in die procedure.
4.10.
Na het vonnis van 15 januari 2018 heeft Mahringer aan het Landesgericht medegedeeld dat haar procesvolmacht is ingetrokken en heeft zij zich onttrokken als procesvertegenwoordiger van Connexys. Namens Connexys heeft zich geen andere advocaat gesteld in die (Oostenrijkse) procedure. In die situatie heeft de onttrekking van de eerder gestelde advocaat geen gevolg totdat een nieuwe procesvertegenwoordiger zich heeft gesteld (artikel 36 ZPO). Dat wil dus zeggen dat de gestelde gevolmachtigde als contactpersoon blijft staan voor correspondentie tussen partijen onderling (als bedoeld in artikel 112 ZPO) dan wel tussen de rechtbank enerzijds en partijen anderzijds (als bedoeld in artikel 93 ZPO) totdat een andere advocaat zich stelt voor de procespartij (Connexys in dit geval).
4.11.
De stelling van Connexys dat het Landesgericht dan wel RK-Management of Schwarz (de Oostenrijkse advocaat van RK-Management), en mogelijk ook de Nederlandse advocaat van RK-Management, rolmededelingen over het verdere verloop van de procedure, en andere daarvan ten behoeve opgemaakte processtukken, aan Connexys hadden moeten sturen volgt niet uit enige bepaling in de Oostenrijkse Zivilprocessordnung en is dus ongegrond. In artikel 93 ZPO is immers bepaald dat alle het rechtsgeding betreffende betekeningen aan de procesvertegenwoordiger (of gevolmachtigde) dienen te geschieden. De vergelijking met kantonzaken in Nederland (waarin partijen mogen procederen zonder verplichte procesvertegenwoordiging) die Connexys heeft gemaakt, gaat voorbij aan het vereiste dat voor de procedure voor het Landesgericht procesvertegenwoordiging verplicht is. Reeds daarom gaat een vergelijking met de wijze waarop de kantonrechter in Nederland partijen die zonder procesvertegenwoordiging procederen op de hoogte stelt over het verdere verloop van de procedure niet op.
4.12.
Connexys heeft verder gewezen op het bepaalde in artikel 112 ZPO. Daarin is bepaald dat een advocaat van de ene partij de door hem in het geding te brengen stukken in kopie dient te sturen aan de advocaat van de andere partij. Uit dit artikel volgt niet, zoals Connexys kennelijk heeft willen betogen, dat de (Oostenrijkse) rechtbank of de (Oostenrijkse dan wel Nederlandse) advocaat van RK-Management stukken en oproepen voor zittingen naar de (aldaar formeel onbekende) Nederlandse advocaat van Connexys had moeten sturen, of naar Connexys zelf.
4.13.
Niet gesteld, of gebleken, is dat Schwarz of het Landesgericht het bepaalde in de artikelen 112, 93 en 36 ZPO hebben overtreden in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 24 mei 2019. Uitgangspunt in deze rekestprocedure is dan ook dat in de Oostenrijkse procedure na het vonnis van 15 januari 2018 de nadere processtukken gericht aan Connexys zijn verzonden en/of betekend aan Mahringer, zoals is voorgeschreven in de hier bedoelde rechtsregels uit het Oostenrijk procesrecht. Daaruit volgt dat Connexys bekend is geweest, dan wel had kunnen zijn, met het verdere verloop van die procedure na het vonnis van 15 januari 2018.
4.14.
RK-Management heeft bovendien terecht gewezen op de inhoud van het vonnis van 15 januari 2018. Dat is getiteld “TEILURTEIL” en daarin is slechts beslist over de eerste vordering van RK-Management, de overdracht van bepaalde gegevens. Uit deze omstandigheden heeft Connexys moeten begrijpen dat de procedure voor het Landesgericht zou worden voortgezet met betrekking tot de tweede vordering: het betalen van de verschuldigde provisies op basis van de contractuele samenwerking van partijen tot eind 2017. Het had dan ook op haar weg gelegen een andere (Oostenrijkse) advocaat te zoeken om de Oostenrijkse procedure met een procesvertegenwoordiger voort te kunnen zetten, nadat Mahringer haar niet langer vertegenwoordigde. Bovendien had Connexys informatie kunnen inwinnen over de voortzetting van de procedure, bijvoorbeeld door het stellen van vragen aan het Landesgericht, dan wel aan Mahringer. Niet gesteld of gebleken is dat Connexys heeft geprobeerd dergelijke informatie in te winnen.
4.15.
Dat Mahringer mogelijk de stukken betreffende de voortzetting van de procedure niet op eigen initiatief met Connexys heeft besproken of aan Connexys (dan wel haar Nederlandse advocaten) heeft doorgestuurd, ligt volledig in de rechtsverhouding tussen Mahringer en Connexys en dus – voor zover het deze rekestprocedure betreft – geheel in de risicosfeer van Connexys. Dit geldt ook (voor zover van belang in deze rekestprocedure) voor een mogelijke tekortkoming in de nakoming van verplichtingen van Mahringer, bijvoorbeeld om Connexys te informeren over de gevolgen van het intrekken van zijn volmacht en haar te wijzen op de verplichte procesvertegenwoordiging in de procedure voor het Landesgericht. De (Oostenrijkse) rechtbank en de (Oostenrijkse) advocaat van RK-Management staan buiten dit alles.
4.16.
Het betoog van Connexys dat zij onbekend was met de hoogte van de (gewijzigde) vordering van RK-Management, dan wel over de voortzetting van de Oostenrijkse procedure na het vonnis van 15 januari 2018, biedt dan ook geen ondersteuning voor haar stelling dat haar een eerlijk proces (als bedoeld in artikel 6 EVRM) is ontzegd of dat het vonnis van 24 mei 2019 als verstekvonnis jegens haar dient te worden beschouwd.
4.17.
Het voorgaande geldt ook voor de stelling van Connexys dat zij pas bekend is geworden met het vonnis van 24 mei 2019 op het moment dat hoger beroep in Oostenrijk niet meer mogelijk was. Het Landesgericht heeft in het Certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken (zoals bedoeld in artikel 53 Brussel I-bis) vermeld dat zijn uitspraak op 28 mei 2019 aan Connexys ter beschikking is gesteld. In deze rekestprocedure is deze rechtbank gehouden aan de juistheid van de gegevens die het Landesgericht heeft ingevuld op dat Certificaat. RK-Management heeft onweersproken betoogd dat het Landesgericht die uitspraak is toegestuurd (dan wel betekend) aan Mahringer, de op dat moment bij het Landesgericht geregistreerde procesvertegenwoordiger van Connexys. Zoals onder 4.7 en 4.14 is overwogen, had het op de weg van Connexys gelegen zorg te dragen voor een procesvertegenwoordiger die haar daadwerkelijk nog bijstond.
4.18.
De erkenning of tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 mei 2019 van het Landesgericht, waarbij Connexys is veroordeeld tot betaling van een geldsom, druist op zich niet in tegen de Nederlandse rechtsorde. Connexys heeft ook geen beroep gedaan op deze variant van de weigeringsgrond onder artikel 45 lid 1 onder a Brussel I-bis.
Afsluitende overwegingen
4.19.
De slotsom is dat de weigeringsgronden voor de erkenning en tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 mei 2019 van het Landesgericht als bepaald in artikel 45 lid 1 onder a en onder b Brussel I-bis in dit geval niet van toepassing zijn, zodat het verzoek de erkenning en tenuitvoerlegging van het Oostenrijks vonnis van 24 mei 2019 in Nederland te weigeren wordt afgewezen.
4.20.
Het ter zitting ingestelde subsidiair verzochte, de schorsing van de erkenning en tenuitvoerlegging van het Oostenrijks vonnis van 24 mei 2019 in Nederland, is ongegrond. Het bepaalde in artikel 44 Brussel I-bis is immers slechts van toepassing indien een verzoek tot weigering van de tenuitvoerlegging van een vonnis uit een andere lidstaat aanhangig is. Daarvan is na deze uitspraak geen sprake. Dat Connexys eventueel hoger beroep zal instellen van deze beslissing is geen gegronde reden om het subsidiaire verzochte op dit moment reeds toe te wijzen.
4.21.
Connexys zal in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van RK-Management tot op heden begroot op:
- griffierecht
127,00
- salaris advocaat
1.086,00
Totaal
1.213,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzochte af,
5.2.
veroordeelt Connexys in de proceskosten, aan de zijde van RK-Management tot op heden begroot op € 1.213,00,
5.3.
veroordeelt Connexys in de na dit vonnis aan de zijde van RK-Management ontstane nakosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart bovenstaande kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2019.