ECLI:NL:RBAMS:2019:8530

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
13 november 2019
Zaaknummer
13/175313-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA en andere verdovende middelen met betrekking tot een verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Brazilië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De zaak betreft de opzettelijke aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA, cocaïne en amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 juli 2019 in Amsterdam 6 tabletten en 573 tabletten MDMA, evenals 8,82 gram poeder en brokjes MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht door MMA-meldingen die de politie ontving, waarin werd gemeld dat de verdachte betrokken was bij drugshandel vanuit haar appartement. Na een doorzoeking van de woning, die door de rechtbank als rechtmatig werd beschouwd, zijn de drugs aangetroffen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vormverzuim, omdat de verdachte niet goed begreep wat er gebeurde tijdens de doorzoeking. De rechtbank oordeelde echter dat de MMA-meldingen voldoende basis gaven voor het binnentreden van de woning. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot de cocaïne en amfetamine, omdat deze in een andere slaapkamer werden aangetroffen, die niet in gebruik was bij de verdachte. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en het gevaar voor de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/175313-19 (Promis)
Datum uitspraak: 13 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Brazilië) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer en van de gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. S.N. de Jager, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
6 tabletten en/of 573 tabletten en/of 8,82 gram poeder en brokjes MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
0,49 gram poeder en brokjes cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
0,56 gram poeder en brokjes amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 18 juli 2019 ontving de politie een MMA-melding met de volgende tekst:
“Drugsdealen - Amsterdam [verdachte] , afkomstig uit Brazilië, dealt in xtc, mdma en
lsd vanuit haar appartement op het adres [adres] in [plaats] .
Bekend is dat zij ook levert aan [naam] festival in België. Hiervoor heeft ze
inmiddels een deel afgeleverd in Brussel. Ze heeft nog een partij drugs in haar
appartement liggen, welke zij in de week van 22 juli 2019 af gaat leveren in België.”
Twee dagen daarvoor had de politie een MMA-melding ontvangen met de volgende tekst:
“Drugssmokkel/handel naar Brussel, België. Een ca 28 jarige negroïde vrouw met de
Braziliaanse nationaliteit genaamd [verdachte] , zal in de ochtend van 17 juli 2019
per Flixxbus afreizen naar Brussel in België met vacuüm verpakte harddrugs in haar
bagage. Het gaat om vele honderden XTC pillen, MDMA en LSD. Waarschijnlijk reist de
vrouw middels een vervalst Portugees identiteitsbewijs, waarmee ze zich eveneens
legitimeert in haar woonplaats [plaats] . Op het document, dat ze in Amsterdam heeft
gekocht, wordt haar eigen naam en foto gebruikt. De afgifte van de drugs zal
plaatsvinden in de avond van 17 juli 2019 in een café aan de [straat] in
Brussel.”
De MMA-meldingen zijn met de politie in Brussel gedeeld. Daar is “ingezet op informatie” maar dit onderzoek heeft niets opgeleverd.
Naar aanleiding van de MMA-meldingen is de politie op 20 juli 2019 naar de woning aan de [adres] gegaan. Nadat verdachte de deur van de woning had geopend, heeft de politie de woning betreden op grond van een machtiging als bedoeld in artikel 9 Opiumwet.
Naast het bed in de woonkamer zagen de verbalisanten pillen, gelijkend op harddrugs, liggen op een nachtkastje. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze pillen MDMA bevatten. Omdat verdachte de Engelse taal niet goed machtig was, hebben de verbalisanten telefonisch contact gelegd met een tolk. De verbalisanten hebben verdachte de cautie gegeven. De politie heeft geverbaliseerd dat verdachte zowel schriftelijk als mondeling toestemming heeft gegeven om de woning te doorzoeken. Zij heeft verder verklaard dat zij in de woonkamer sliep en dat zij deze in gebruik had. Onder het dekbed van het bed in de woonkamer hebben de verbalisanten een grote sealbag aangetroffen met daarin tientallen pillen. Deze sealbag is in beslag genomen. In de sealbag zaten tientallen kleine gripzakjes met daarin pillen gelijkend op harddrugs. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de gripzakjes MDMA bevatten.
Terwijl de verbalisanten bezig waren met de doorzoeking, kwam de eigenaar van de woning binnen. Hij heeft verklaard dat hij sliep in ‘slaapkamer 1’, de slaapkamer gelegen aan de linkerzijde bij binnenkomst van de woning. Hij heeft toestemming verleend de woning te doorzoeken. In slaapkamer 1 hebben de verbalisanten (naar later uit onderzoek is gebleken) 0,49 gram cocaïne en 0,56 gram amfetamine aangetroffen.
4.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de twee MMA-meldingen onvoldoende verdenking opleveren voor het binnentreden van een woning op grond van artikel 9 van de Opiumwet. Dit levert volgens de raadsvrouw een onherstelbaar vormverzuim op.
Verder staat in het proces-verbaal van bevindingen dat de verbalisanten de woning met toestemming van verdachte hebben betreden. Verdachte heeft echter verklaard dat zij de tolk door de telefoon niet goed kon verstaan, omdat deze tolk de Portugese taal niet goed machtig was. De raadsvrouw heeft het door de verbalisanten opgeschreven tolknummer [nummer] opgezocht in het Openbaar Tolkenregister. Hieruit is gebleken dat het tolknummer is gekoppeld aan een Arabische tolk. Gelet op deze omstandigheden was geen sprake van een door verdachte gegeven toestemming voor het binnentreden van de woning, zodat op grond van artikel 97 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de doorzoeking had dienen plaats te vinden met tussenkomst van een rechter-commissaris. Ook de afwezigheid van een rechter-commissaris tijdens de doorzoeking van de woning levert volgens de raadsvrouw een onherstelbaar vormverzuim op.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat bovengenoemde vormverzuimen, in onderlinge samenhang bezien, dienen te leiden tot de conclusie dat zowel het binnentreden als de doorzoeking onrechtmatig zijn geweest. Primair dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging. Subsidiair dienen de verdovende middelen te worden uitgesloten van het bewijs. Meer subsidiair dienen de vormverzuimen te leiden tot strafvermindering.
Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de achter de laatste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging genoemde drugs (0,49 gram cocaïne en 0,56 gram amfetamine), nu deze zijn aangetroffen in de slaapkamer die in gebruik was bij de eigenaar van de woning.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd met betrekking tot de aangetroffen 0,49 gram cocaïne en 0,56 gram amfetamine. Wel acht de officier van justitie bewezen dat verdachte de overige in de tenlastelegging genoemde drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad.
4.4
Oordeel van de rechtbank
De MMA-meldingen en het binnentreden van de woning
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de hiervoor onder 4.1 weergegeven MMA-meldingen voldoende concreet en gespecificeerd zijn om een verdenking op te leveren ter zake van overtreding van de Opiumwet. Het binnentreden van de woning was derhalve rechtmatig. De rechtbank overweegt daarbij dat de politie blijkens het dossier niet rauwelijks op de informatie in de MMA-meldingen is afgegaan, maar deze meldingen nader heeft onderzocht. Dit onderzoek heeft weliswaar geen nieuwe belastende informatie opgeleverd, maar heeft evenmin de informatie uit de MMA-meldingen ontkracht of weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het door de raadsvrouw aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 5 december 2017 (ECLI:NL:HR:2017:3057) niet dat voor het rechtmatig binnentreden van woningen altijd meer is vereist dan een MMA-melding. Het verweer dat op deze grond sprake is van een vormverzuim wordt daarom verworpen.
Het doorzoeken van de woning
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of er sprake is van vormverzuimen bij de doorzoeking van de woning. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het door de verbalisanten opgeschreven tolknummer [nummer] is gekoppeld aan een Arabische tolk, terwijl verdachte Portugees spreekt. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw een uitdraai van het Tolkenregister overgelegd. Uit deze uitdraai blijkt dat het tolknummer [nummer] inderdaad is gekoppeld aan een tolk Arabisch (Marokkaans). Van belang is hierbij verder dat verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij de tolk niet begreep omdat “zij geen goed Portugees sprak”. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat er niet vanuit kan worden gegaan dat verdachte wist waarvoor haar toestemming werd gevraagd, laat staan dat haar voldoende duidelijk was dat zij toestemming gaf voor een doorzoeking. In een dergelijk geval schrijft artikel 97, tweede lid, Sv voor dat voor een doorzoeking een machtiging van een rechter-commissaris is vereist. Van een dergelijke machtiging was in dit geval geen sprake. De rechtbank constateert dan ook dat een vormvoorschrift is geschonden en dat dit vormverzuim niet meer kan worden hersteld.
Gevolgen van het vormverzuim
De vraag is of, en zo ja welke, rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden, nu dit niet uit de wet volgt. Bij de beoordeling daarvan moet de rechtbank rekening houden met de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre verdachte door het verzuim daadwerkelijk in haar verdediging is geschaad.
Daarnaast is van belang dat – gelet op de beoordelingsfactoren als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv – het wettelijk stelsel zo moet worden opgevat dat een vormverzuim in de zin van dat artikel niet steeds hoeft te leiden tot een van de daar omschreven rechtsgevolgen. Artikel 359a Sv formuleert een bevoegdheid en niet een plicht, en biedt de rechter die een vormverzuim heeft vastgesteld, de mogelijkheid af te zien van het toepassen van een van de daar bedoelde rechtsgevolgen en te volstaan met het oordeel dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. De strekking van de regeling van artikel 359a Sv is niet dat een vormverzuim hoe dan ook moet leiden tot enig voordeel voor de verdachte.
Het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, kan niet worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Hoge Raad 4 januari 2011, LJN BM6673, NJ 2012/145, rechtsoverweging 3.2.2). Voor zover de aantasting van de privacy van de verdachte als nadeel kan worden gezien, is de rechtbank van oordeel dat die aantasting in dit geval zo minimaal is geweest dat daaraan geen gevolgen behoeven te worden verbonden. Van enig ander nadeel is de rechtbank niet gebleken. Gelet op het voorgaande kan worden volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim.
De rechtbank acht, gelet op de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte
6 tabletten en 573 tabletten en 8,82 gram poeder en brokjes MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van 0,49 gram cocaïne en 0,56 gram amfetamine, die in de slaapkamer van de eigenaar van de woning zijn aangetroffen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze verdovende middelen in de woning.
Daarnaast is de rechtbank – evenals de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de 6 tabletten en 573 tabletten en 8,82 gram poeder en brokjes MDMA opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, opzettelijk heeft bereid, heeft bewerkt, heeft verwerkt, heeft verkocht, heeft afgeleverd, heeft verstrekt of heeft vervoerd. Verdachte zal daarom ook van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 20 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 6 tabletten en 573 tabletten en 8,82 gram poeder en brokjes MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het aanwezig hebben van 6 tabletten en 573 tabletten en 8,82 gram poeder en brokjes MDMA zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, in het geval zij tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde komt, aan de vormverzuimen de consequentie van strafvermindering te verbinden. Daarnaast heeft zij de rechtbank verzocht acht te slaan op het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat verdachte erg bang is voor justitie. Het is daarom niet erg waarschijnlijk dat verdachte opnieuw dergelijke strafbare feiten zal plegen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid harddrugs, te weten MDMA. Dergelijke verdovende middelen leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel lichamelijk, psychisch en sociaal schadelijke gevolgen met zich brengt. Met de verboden handel van deze middelen worden grote winsten gemaakt. Daarnaast gaat de verspreiding van deze drugs gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft daaraan bijgedragen door deze middelen voorhanden te hebben.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte van 13 oktober 2019 bekeken, waaruit blijkt dat zij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn neergelegd in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt voor het voorhanden hebben van 200 tot 500 gram harddrugs uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Gelet echter op de grote hoeveelheid drugs die in het bed van verdachte is aangetroffen en de omstandigheid dat de drugs waren verpakt in kleinere sealbags, gaat de rechtbank ervan uit dat de zakjes met de drugs bestemd waren voor distributie. Daarom zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten die gelden voor het verkopen en verstrekken van 200 tot 500 gram harddrugs, te weten: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal op deze straf in mindering worden gebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en C.M. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2019.
[...]