8.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft onder invloed van een floride psychose, onderdeel van haar schizofrenie, het bewezenverklaarde feit gepleegd, waarbij zij een kind van een haar onbekende vrouw uit de kinderwagen heeft geprobeerd te pakken. Verdachte had daarbij de waan, dat wil zeggen de onwrikbare overtuiging in strijd met de realiteit, dat het kind in de kinderwagen van haar was. Ook tijdens de zitting, na acht maanden in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, was deze waan nog onverminderd aanwezig.
Aan verdachte wordt het feit niet toegerekend omdat zij volledig onder invloed van deze ernstige stoornis handelde. Dit neemt echter niet weg dat het handelen van verdachte een grote impact heeft gehad op het kindje en haar moeder. Dergelijke feiten brengen ook in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte de dato 8 juli 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten in 2010, 2016 en 2018, maar ook langer geleden in 2003 wegens een poging tot doodslag;
- de eerder genoemde Pro Justitia rapportage van 6 mei 2019 opgemaakt voor M.M. Sprock (psychiater), P.E. Geurkink (GZ-psycholoog) en D. de Ruiter (forensisch milieuonderzoeker).
In deze eerdergenoemde Pro Justitia rapportage van 6 mei 2019 schrijven de psychiater en de psycholoog onder meer het volgende:
De kans op recidive neemt toe naar hoog en al op de korte termijn als betrokkene meer psychotisch wordt, wat gezien haar huidige instabiele toestandsbeeld als zeer aannemelijk kan worden gezien.
(…)
Ingeschat wordt dat behandeling in het kader van artikel 37 Wetboek van Strafrecht te kort is omdat die maximaal een jaar kan duren. De behandeltermijn kan nadien worden verlengd middels een BOPZ-maatregel, maar dit ligt buiten het strafrecht en brengt onzekerheid met zich mee, omdat betrokkene zich soms, ondanks de aanwezige psychose, ook adequaat kan presenteren. Overigens heeft in het verleden bemoeienis van de reguliere GGZ het tij niet kunnen keren vanwege de zorgmijdende houding van betrokkene. Betrokkene heeft geen ziektebesef, laat staan ziekte-inzicht. Zij wil geen behandeling en zij wil zo snel mogelijk naar buiten en voor haar kinderen zorgen. Behandeltrajecten in het verleden zijn ook weinig succesvol gebleken. Hiermee lijkt een behandeling in de voorwaardelijke sfeer weinig kans van slagen te hebben. Dit voorgaande overziend zou een behandeling in het kader van
een tbs met bevel tot verpleging het enige overblijvende behandel kader zijn om betrokkene ook op de lange termijn goed en veilig te kunnen behandelen en te resocialiseren.
Psychiater Sprock en psycholoog Geurkink hebben op 8 juli 2019 een schriftelijke reactie gegeven op aanvullende vragen van de rechtbank betreffende de mogelijkheid tot het opleggen van een minder zwaarwegende maatregel. De deskundigen hebben daarin herhaald en uitgelegd waarom zij tot een advies van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging zijn gekomen.
Ter terechtzitting van 6 augustus 2019 zijn de deskundigen Sprock en Geurkink op verzoek van de verdediging verschenen en uitgebreid ondervraagd over hun bevindingen. Zij hebben hun advies tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gehandhaafd en nader toegelicht.
De deskundigen toonden zich bewust van de zwaarte van de maatregel maar achten behandeling binnen het Tbs-kader noodzakelijk om het recidiverisico te bedwingen. Het hoge recidiverisico op de korte termijn komt ook naar voren uit de resultaten van de gestructureerde risicotaxatie instrumenten. Er zijn op dit moment geen beschermende factoren.
De duur van een plaatsing in een psychiatrische ziekenhuis op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht is onvoldoende om dit risico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, terwijl ook een mogelijke civiele verlenging daarvan te onzeker is. Eerder en nog recent na het tenlastegelegde werd een rechterlijke machtiging niet afgegeven omdat men verdachte niet aan de criteria vond voldoen.
Wat betreft de duur van de behandeling blijkt het tot nu toe lastig verdachte op de juiste medicatie in te stellen waarmee haar psychose bestreden zou kunnen worden. Alleen al het vinden van en instellen op nieuwe medicatie zal waarschijnlijk langer dan een jaar duren. De psychotische belevingen, voortkomend uit de schizofrenie, staan voorop en verdachte is afhankelijk van structuur, zoals deze wordt geboden in een kliniek met een hoog zorgniveau. Verdachte moet eerst in psychiatrische zin gestabiliseerd worden. Verder moet een intrinsieke motivatie ontstaan tot bereidheid van inname van medicatie.
Zodra de psychose minder op de voorgrond staat, is opnieuw diagnostiek vereist om de op dit moment door de psychose onzichtbare, maar wel onderliggende problematiek in kaart te brengen en te behandelen. Deze andere aandoeningen waarmee zij in het verleden is gediagnosticeerd, een borderline stoornis en een licht verstandelijke beperking, kunnen namelijk onbehandeld opnieuw psychoses bij haar veroorzaken, met alle gevaren van dien.
Nu verdachte ziektebesef noch ziekte-inzicht heeft is het niet mogelijk een terbeschikkingstelling met voorwaarden te adviseren, omdat er geen betrouwbare overeenstemming over de voorwaarden kan worden verkregen. Verdachte is in het verleden niet in staat is gebleken om zich te houden aan voorwaarden van de reclassering of huisregels bij de maatschappelijke opvang. Daarnaast achten de deskundigen de inhoud van de zorg in een tbs-kliniek, met een langdurige begeleiding en geleidelijke terugkeer in de maatschappij aan het einde van de Tbs-maatregel, passend en geboden.
De rechtbank overweegt dat het bewezen geachte feit een misdrijf is waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt.
Met de deskundigen is de rechtbank eens dat een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar niet afdoende is.
De rechtbank realiseert zich dat de Tbs-maatregel een zware maatregel is, maar is van oordeel dat gelet op de inhoud van de rapporten waarin verdachtes psychische problematiek is beschreven, de ernst van het feit en het gevaar voor recidive, een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is, omdat de algemene veiligheid van personen en goederen die maatregel eist.
De raadsvrouw heeft opgeworpen dat het onderzoek op grond waarvan het rapport van de deskundigen is opgesteld onvolledig is. De rechtbank deelt dat standpunt niet. De deskundigen hebben een volledig rapport geschreven op grond waarvan een helder beeld van de geestelijke stoornis van verdachte is beschreven. Ter terechtzitting hebben zij de conclusies nader toegelicht. De rechtbank is van oordeel dat het rapport volledig is en voldoende is onderbouwd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten vrijheidsberoving van een minderjarige. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat verdachte een obsessie lijkt te hebben voor kinderen. Vanuit haar psychose heeft zij die gedachten ook omgezet in handelingen jegens haar onbekende derden.