ECLI:NL:RBAMS:2019:8643

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
7842131 CV EXPL 19-13328
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht en persoonlijkheidsrechten door ongeautoriseerd gebruik van foto en lasterlijke uitlatingen op weblog

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een professioneel fotografe, eiseres, en een blogger, gedaagde. Eiseres vorderde schadevergoeding van gedaagde wegens inbreuk op haar auteursrechten en persoonlijkheidsrechten, nadat gedaagde zonder toestemming een foto van haar had geplaatst op zijn weblog. De foto, gemaakt in 2011, was eerder op de website van eiseres gepubliceerd. Gedaagde had de foto in combinatie met een column van een derde geplaatst, zonder de vereiste toestemming van eiseres. Eiseres vorderde een schadevergoeding van € 500,00 voor de inbreuk op haar auteursrecht en een bedrag van tenminste € 1.125,00 voor immateriële schade door lasterlijke uitlatingen van gedaagde op zijn weblog en Facebookpagina.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde inbreuk had gemaakt op het auteursrecht van eiseres, omdat hij de foto zonder toestemming had gebruikt. De rechter verwierp het verweer van gedaagde dat de foto niet auteursrechtelijk beschermd was en dat hij geen schade had veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde schadevergoeding van € 250,00 voor de inbreuk op het auteursrecht redelijk was, gezien de periode waarin de foto op de weblog van gedaagde was geplaatst. Eiseres had echter niet voldoende aangetoond dat haar goede naam en eer door de uitlatingen van gedaagde in het geding waren gekomen, waardoor de vorderingen op dat punt werden afgewezen.

In reconventie vorderde gedaagde een vergoeding voor printkosten, maar deze vordering werd afgewezen. De kantonrechter veroordeelde gedaagde tot betaling van € 250,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en belastte gedaagde met de proceskosten. De uitspraak benadrukt de bescherming van auteursrechten en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in het kader van onrechtmatige uitlatingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7842131 CV EXPL 19-13328
vonnis van: 15 oktober 2019
fno.: 42146

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: J.S. Evers
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van 12 juni 2019, met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- de aanvulling op de conclusie van antwoord in conventie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 13 september 2019. [eiseres] is verschenen, vergezeld door mr. C.M.D. de Waele namens de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten in conventie en reconventie

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiseres] is professioneel fotografe en handelt onder de naam [bedrijf] . [eiseres] heeft omstreeks september 2011 een foto gemaakt van [betrokkene] . Deze foto stond in 2017 op de website van [eiseres] . Over de lengte van de rechterzijde van de foto staat in witte letters gedrukt: “ [bedrijf] ”.
1.2.
Op 23 maart 2017 heeft [gedaagde] een column van [betrokkene] uit 1992 geplaatst op zijn weblog. Bij deze column stond de hiervoor genoemde foto (hierna: de foto van [betrokkene] ) afgebeeld. [gedaagde] heeft geen toestemming van [eiseres] verkregen voor het gebruik van de foto.
1.3.
[eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 27 juli 2018 geïnformeerd dat zij de rechthebbende was op de foto en [gedaagde] verzocht om de foto van zijn blog te verwijderen. Tevens heeft zij tegenover [gedaagde] aanspraak gemaakt op vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de inbreuk die [gedaagde] had gemaakt op haar auteursrecht, door haar begroot op € 500,00.
1.4.
Op 28 juli 2018 heeft [gedaagde] [eiseres] een e-mailbericht gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“(…) U vraagt mij niet in een beleefd berichtje om de foto te verwijderen maar sommeert mij met een lang agressief bericht plus bijlagen om zulks te doen en 500 euro over te maken. (…) U probeert (…) een goedbedoelende blogger te intimideren en veel geld af te troggelen. U bent een vervelend mens van de allerlaagste soort. De foto heb ik onmiddellijk van mijn blog verwijderd. Dit schrijven heb ik zojuist op mijn blog gepubliceerd zodat een ieder zich over uw praktijken kan informeren. Ik ben daartoe om meerdere redenen gerechtigd. Anders blogs of artikelen kunnen volgen. Ik zal u tevens aansprakelijk stellen voor eventueel te maken proceskosten. Ik stel voor dat u excuses aanbiedt en verder afziet van uw ‘sommatie’. Minachtend, [gedaagde] ”.
1.5.
Op 28 juli 2019 heeft [gedaagde] de foto van [betrokkene] van zijn weblog verwijderd.
1.6.
Op 28 juli 2018 heeft [gedaagde] zijn e-mailbericht onder de titel ‘Ene [eiseres] , fotografe, probeert geld af te troggelen’ op zijn weblog. Het weblog heeft hij op dezelfde datum overgenomen op zijn facebookpagina tijdlijn.
1.7.
Naar aanleiding daarvan zijn verschillende reacties geplaatst op de facebookpagina van [gedaagde] , waaronder een reactie die er toe strekt dat [gedaagde] het bij het verkeerde eind heeft. [gedaagde] heeft daarop onder meer als volgt gereageerd:
“(…) Dit soort terreur en geldklopperij (…) moet maar ’s een halt toegeroepen worden. (…)”.
1.8.
Op 12 december 2018 heeft [eiseres] [gedaagde] een tweede sommatie gestuurd waarin zij heeft gereageerd op de e-mail van [gedaagde] van 28 juli 2018. Tevens heeft zij daarin aan [gedaagde] verzocht om het bedrag van € 500,00 aan haar te betalen voor het zonder haar toestemming gebruiken van de foto van [betrokkene] en de daarover geplaatste stukjes op zijn weblog en facebookpagina te verwijderen.
1.9.
Op 18 december 2018 heeft [gedaagde] [eiseres] een e-mailbericht gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“(…) Ik beschouw u als een onaangenaam mens en een geldwolf. Elk weldenkend mens ziet in dat het bijzonder onsympathiek en onredelijk is om uit het niets 500 euro op te eisen bij een nietsvermoedende en niet-commerciële amateur-stukjesschrijver voor het gebruik van een foto op zijn blog. (…) Uw gedrag dient op geen enkele wijze beloond te worden, in tegendeel, mensen mogen voor u gewaarschuwd worden. Uw tweede, leugenachtige sommatie bevestigt dat nog eens. U toont geen enkel berouw (…) en liegt dat u barst. (…) Ik zie trouwens dat uw website is aangepast. In juli kon men daar nog doodleuk over uw struikroverpraktijken lezen. Nu opeens niet meer (…)”.
1.10.
[gedaagde] heeft ook deze e-mail met de eerste aan hem gerichte sommatie van [eiseres] op zijn weblog en facebookpagina geplaatst.
1.11.
In berichten op zijn facebookpagina nadien heeft [gedaagde] [eiseres] aangeduid als mevrouw [smaadwoord] .
1.12.
Op 31 juli 2018 heeft [gedaagde] op zijn weblog en facebookpagina een post geplaatst met als titel ‘De zaak [smaadwoord] ’ en delen van zijn conclusie van antwoord geplaatst.

Vordering en verweer in conventie

2. [eiseres] vordert, na wijziging van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis samengevat dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 500,00 aan schadevergoeding vanwege de inbreuk op haar auteursrecht en persoonlijkheidsrechten en een bedrag van tenminste € 1.125,00 ter vergoeding en herstel van de materiële en immateriële schade die [gedaagde] heeft veroorzaakt door de door hem geplaatste stukjes op zijn weblog en facebookpagina met onterechte beschuldigingen en aanduidingen aan het adres van [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2018. [eiseres] vordert voorts, samengevat, dat [gedaagde] overgaat tot verwijdering van deze stukjes met beschuldigingen en aanduidingen (en de daarop betrekking hebbende posts van hemzelf en van anderen) van zijn weblog en facebookpagina, tot plaatsing van een rectificatie waarin duidelijk wordt gemaakt dat hij door de plaatsing van deze stukjes onrechtmatig heeft gehandeld, alsmede een verbod voor [gedaagde] om opnieuw vergelijkbare stukjes te plaatsen die de verwijdering van de oude stukjes en/of de rectificatie frustreren en om [eiseres] uit te maken voor oplichtster, fraudeur en nepfotograaf, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3. Aan deze vordering legt [eiseres] - samengevat - ten grondslag dat [gedaagde] zonder toestemming van [eiseres] gebruik heeft gemaakt van de foto van [betrokkene] , terwijl daarop haar auteursrecht rustte. Zij vordert een bedrag van € 250,00 als gederfde licentievergoeding, welk bedrag overeenkomt met het door haar gehanteerde gebruikelijke tarief voor professionele partijen. Daarnaast vordert [eiseres] een bedrag van € 250,00 als schadevergoeding voor de inbreuk op het auteursrecht, en misgelopen naamsbekendheid en inkomsten doordat haar naam gedurende achttien maanden niet bij de foto van [betrokkene] was vermeld. [eiseres] stelt voorts dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door schofferende e-mailberichten en beschuldigingen (zoals: ‘u bent een vervelend mens van de allerlaagste soort’, ‘ene [eiseres] , fotografe, probeert geld af te troggelen’, ‘onaangenaam mens’, ‘geldwolf’, ‘struikroverpraktijken’, ‘terreur’ en ‘geldklopperij’, ‘mevrouw [smaadwoord] ’ en ‘de zaak [smaadwoord] ’) op zijn facebookpagina en weblog te plaatsen. De door [gedaagde] gebruikte onterechte bewoordingen voor en aanduidingen van [eiseres] stellen haar in een kwaad daglicht en schade haar naam en professionele reputatie. [gedaagde] heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan laster. [eiseres] heeft daardoor schade geleden, bestaande uit misgelopen opdrachten en aantasting van haar goede professionele naam en eer.
4. [gedaagde] voert - samengevat – het volgende verweer. De foto is niet auteursrechtelijk beschermd, omdat deze geen oorspronkelijk karakter heeft en niet het persoonlijk stempel van de maker draagt. Voor zover de foto auteursrechtelijk is beschermd, is [eiseres] niet de rechthebbende. De foto is gemaakt in opdracht van UWV werkbedrijf, die vermoedelijk contractueel rechthebbende is. [gedaagde] betwist voorts op grond van het bepaalde in artikel 18a en artikel 19 van de Auteurswet dat hij inbreuk pleegde. Voor zover sprake is van een inbreuk, heeft deze niet tot schade (althans tot zeer beperkte schade) geleid. De door [eiseres] geëiste vergoeding van € 250,00 is onredelijk hoog. Voor een particuliere weblog worden doorgaans tarieven van €15,00,00 tot € 20,00 gerekend. [eiseres] biedt haar foto’s normaal gesproken voor € 4,50 aan. Het extra bedrag van € 250,00 moet worden gezien als een boete en is onrechtmatig. [gedaagde] heeft op grond van artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 EVRM de vrijheid om blogs te schrijven over zaken die hem verwonderen en zijn e-mailberichten te publiceren. De door hem geplaatste berichten zijn niet onrechtmatig, aldus [gedaagde] .
5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

Vordering en verweer in reconventie

6. [gedaagde] vordert betaling van een bedrag van € 8,00 voor de door hem gemaakte kosten voor het printen van de conclusie van antwoord en vaststelling dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld.
7. [eiseres] heeft betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en aangevoerd dat de vordering van [gedaagde] verder in feite een verzoek om een proceskostenveroordeling betreft die in de beoordeling in conventie thuishoort, zodat [gedaagde] in die vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Bovendien heeft [gedaagde] geen begin van bewijs geleverd van zijn stelling dat hij € 8,00 heeft besteed aan het printen van de conclusie van antwoord, zodat de vordering als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen.
8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig nader ingegaan.

Beoordeling in conventie

Inbreuk auteursrecht?
9. Voorop wordt gesteld dat de door [eiseres] gemaakte foto van [betrokkene] auteursrechtelijke bescherming geniet. De kantonrechter is van oordeel dat de foto is aan te merken als een werk als bedoeld in artikel 1 van de Auteurswet (Aw) nu het een portretfoto betreft bij het maken waarvan door [eiseres] voldoende eigen keuzes zullen zijn gemaakt die haar persoonlijke visie tot uitdrukking brengen (onder meer ten aanzien van belichting, gelaatsuitdrukking, sfeer en kleur). Niet in geschil is verder dat [eiseres] als maker ervan heeft te gelden en [eiseres] heeft de niet onderbouwde stelling van [gedaagde] dat de auteursrechten van de foto van [betrokkene] zouden zijn overgedragen UWV Werkbedrijf, de opdrachtgever voor het maken van de foto, betwist. Vaststaat voorts dat de foto door [gedaagde] op zijn website is gebruikt zonder toestemming van [eiseres] .
10. Het beroep van [gedaagde] op artikel 18a van de Auteurswet wordt verworpen. [gedaagde] heeft een oude column van [betrokkene] uit het NRC met daaronder de foto van [betrokkene] op zijn weblog en facebookpagina geplaatst. Niet valt in te zien dat sprake is van een ander werk waarin de foto van [betrokkene] is gebruikt zoals bedoeld in dat artikel. Het beroep van [gedaagde] op het bepaalde in artikel 19 lid 3 van de Auteurswet kan [gedaagde] evenmin baten. De reikwijdte van dat artikel is beperkt tot gevallen waarin een portret in opdracht van of ten behoeve van de geportretteerde is gemaakt. De foto van [betrokkene] is in opdracht van UWV Werkbedrijf gemaakt en uit niets blijkt dat deze opdracht is gegeven ten behoeve van [betrokkene] . Naar mag worden aangenomen was het primaire doel van de opdracht niet om [betrokkene] een portret van zichzelf te doen verschaffen of aan te bieden, maar om een foto te produceren die UWV Werkbedrijf bedrijfsmatig kon gebruiken. Indien dat anders zou zijn, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om dat nader te onderbouwen. Bij gebreke daarvan wordt zijn stelling als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
11. Slotsom van het voorgaande is dat [gedaagde] door de foto op zijn website te plaatsen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiseres] . Dat [gedaagde] geen commerciële partij is en zich van geen kwaad bewust is geweest doen daaraan niet af. Niet vereist is dat de inbreuk opzettelijk of te kwader trouw plaatsvindt. Daarbij komt dat in de foto van [betrokkene] duidelijk het copyrightteken van [bedrijf] staat vermeld. [gedaagde] had zich derhalve van de auteursrechten bewust kunnen en moeten zijn. Of de inbreukmaker enig commercieel gewin heeft gehad bij het maken van de inbreuk is evenmin relevant.
12. Met de inbreuk op het auteursrecht van [eiseres] is sprake van onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens haar waarvoor [gedaagde] schadeplichtig is. Bij de berekening van haar schade heeft [eiseres] aansluiting gezocht bij de gebruikelijke licentievergoeding die zij hanteert voor het gebruiksrecht van haar foto’s, te weten € 250,00. Dat zij voor het gebruik van haar foto’s doorgaans een basislicentietarief in rekening brengt ter hoogte van dit bedrag, heeft [eiseres] met verwijzing naar de informatie op haar website voldoende aannemelijk gemaakt. [gedaagde] heeft de hoogte van de gevorderde schadevergoeding betwist. De kantonrechter is van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding, mede gelet op de periode van ongeveer 16 maanden waarin de foto van [betrokkene] geplaatst is geweest op de weblog en facebookpagina van [gedaagde] , redelijk is en zal deze toewijzen. Dat [eiseres] afhankelijk van de hoedanigheid van haar contractspartij en de gemaakte contractuele afspraken ook andere tarieven hanteert voor het gebruik van haar foto’s is in deze zaak niet relevant. Als [gedaagde] vooraf toestemming had gevraagd aan [eiseres] voor het gebruik van de foto van [betrokkene] (of na de sommatie van [eiseres] daarover op een redelijke manier contact met haar had gezocht), had hij kunnen onderhandelen over dat tarief. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan en dat komt dus voor zijn eigen rekening en risico.
13. [eiseres] heeft verder gesteld dat de plaatsing van de foto zonder vermelding van haar naam voor extra schade heeft geleid, te begroten op € 250,00. Over de lengte van de rechterzijde van de foto staat echter, zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, in witte letters haar pseudoniem en handelsnaam gedrukt: [bedrijf] ”. In zoverre heeft dus naamsvermelding plaatsgevonden en gaat de stelling van [eiseres] dat zij schade heeft geleden als gevolg van misgelopen naamsbekendheid (en mogelijke bijbehorende inkomsten) niet op. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Onrechtmatige publicaties?
14. De overige vorderingen van [eiseres] houden een beperking in van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld in het belang van de openbare veiligheid of ter bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de gewraakte uitlatingen in de stukjes van [gedaagde] op zijn weblog en facebookpagina onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, dient een belangenafweging te worden gemaakt die met inachtneming van alle bijzonderheden omstandigheden van het geval ertoe strekt na te gaan welke van beide hier tegenover elkaar staande fundamentele rechten in dit geval zwaarder weegt. Tegen de achtergrond van deze beoordelingsmaatstaf, overweegt de kantonrechter als volgt.
15. [gedaagde] heeft op zijn weblog en facebookpagina zijn reacties op de sommaties van [eiseres] geplaatst. Blijkens deze reacties vindt Plaiser het onredelijk dat [eiseres] hem betaling van een bedrag van € 500,00 van hem verlangt voor het gebruik van de foto van [betrokkene] . Ook de andere gewraakte berichten van [gedaagde] op zijn weblog en facebookpagina strekken daartoe. Het staat [gedaagde] in beginsel vrij om zijn mening over het aan hem gerichte betalingsverzoek van [eiseres] via zijn weblog en facebookpagina te ventileren. Hoewel de door [gedaagde] daarvoor gebruikte bewoordingen (zoals aangehaald onder 3. hiervoor) negatief en onnodig grof van toon zijn, zijn deze niet zo onbetamelijk dat daarbij de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Dat geldt ook voor de aanduiding van [eiseres] als “mevrouw [smaadwoord] ” en de referte aan “de zaak [smaadwoord] ”, welke aanduidingen veeleer als een misplaatste en smakeloze woordgrap moet worden beschouwd. [eiseres] baseert een deel van haar vordering op de stelling dat [gedaagde] haar zou hebben aangeduid als oplichtster, fraudeur of nepfotograaf. [eiseres] heeft echter niet toegelicht waaruit blijkt dat [gedaagde] dergelijke bewoordingen over haar heeft gebruikt. Daarbij komt dat [gedaagde] op zijn weblog en facebookpagina tevens de eerste sommatie van [eiseres] heeft geplaatst. Daarmee wordt de context van de door hem geplaatste stukjes voor de lezer voldoende duidelijk. Dat dit het geval is, blijkt ook uit de (onder meer kritische) reacties op de door [gedaagde] op zijn facebookpagina geplaatste stukjes in juli 2018. Dat [eiseres] als gevolg van de publicaties van [gedaagde] opdrachten is misgelopen, heeft zij onvoldoende gemotiveerd gesteld en is ook niet gebleken. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de eer en goede naam van [eiseres] door de teksten van [gedaagde] niet zodanig wordt aangetast dat daarvoor het recht van vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] dient te wijken. De conclusie van het voorgaande is dat de publicaties van [gedaagde] niet onrechtmatig zijn jegens [eiseres] en dat de op die stelling gebaseerde vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
Samenvattend/proceskosten
16. De slotsom is dat een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de daarover onbetwist gevorderde wettelijke rente vanaf 17 juli 2018, toewijsbaar is. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast zoals hierna vermeld.

Beoordeling in reconventie

17. Uit de beoordeling in conventie vloeit voort dat [eiseres] niet onrechtmatig heeft gehandeld. De door [gedaagde] gevorderde kosten voor het printen van de conclusie van antwoord moeten worden aangemerkt als door hem gemaakte kosten in de procedure. Nu [gedaagde] in conventie in de proceskosten wordt veroordeeld, dienen de door hem gestelde kosten om die reden voor zijn rekening te blijven. De vordering wordt afgewezen.
18. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast. Deze kosten worden, gelet op de samenhang met de procedure in conventie, begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juli 2018 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
- griffierecht € 231,00
- explootkosten € 99,01
- salaris gemachtigde € 72,00
------------
in totaal € 402,01
één en ander, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;

in reconventie

wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 15 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.