ECLI:NL:RBAMS:2019:8710

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1959
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vervoerskostenvergoeding op grond van de Wmo door gemeente Amsterdam

Op 4 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser had een aanvraag ingediend voor een vervoerskostenvergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), omdat hij vanwege zijn medische situatie niet in staat zou zijn om gebruik te maken van het openbaar vervoer. De gemeente had deze aanvraag echter afgewezen, wat leidde tot de rechtszaak.

Eiser lijdt aan een chronische infectie die zijn immuunsysteem kan aantasten en heeft in het verleden last gehad van een jeukende huidaandoening. Hij is bang om opnieuw besmet te raken en vraagt om financiële ondersteuning voor het gebruik van zijn auto, inclusief faciliteiten zoals een parkeerplaats of een parkeerkaart. De gemeente heeft eiser medisch laten onderzoeken door het Indicatie Adviesbureau (IAB), dat op 14 september 2018 een advies uitbracht. Dit advies concludeerde dat eiser, ondanks zijn medische en psychiatrische problemen, in staat is om gebruik te maken van aanvullend openbaar vervoer (AOV) en dat een vervoerskostenvergoeding niet noodzakelijk is.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente zich op goede gronden had gebaseerd op het advies van de IAB-arts. De rechtbank vond het advies zorgvuldig en goed onderbouwd, en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie dat eiser collectief vervoerd kan worden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en liet de proceskosten en het griffierecht voor rekening van eiser. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1959

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

4 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M. Tracey),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: de gemeente)
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Conclusie

1. De rechtbank stelt eiser niet in het gelijk. De gemeente wees de aanvraag van eiser om een vervoerskostenvergoeding terecht af op basis van het medische advies van het Indicatie Adviesbureau (IAB). Het aanvullend openbaar vervoer lost eisers vervoersprobleem ook op en is een goedkopere voorziening. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

2.1.
Eiser heeft een chronische infectie, die zijn immuunsysteem kan aantasten. Hij gebruikt hiervoor medicatie, waardoor zijn situatie stabiel is. Eiser had in het verleden langdurig last van een jeukende huidaandoening. Eiser is bang om opnieuw besmet te raken. Eiser vindt dat hij vanwege zijn medische situatie niet kan reizen met het openbaar vervoer, de fiets of taxi. Hij vraagt daarom bij de gemeente om een vervoerskostenvergoeding voor gebruik van zijn auto op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De financiële tegemoetkoming heeft betrekking op faciliteiten die het parkeren van zijn auto makkelijker maken, zoals de aanleg van een parkeerplaats of de aanschaf van een parkeerkaart.
2.2.
De gemeente wees eisers aanvraag af in het besluit op bezwaar van 21 februari 2019. [1] Eiser is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

3.1.
De vraag is of een auto voor eiser, vanwege zijn medische, sociale en functionele beperkingen en mogelijkheden, de enige adequate oplossing voor zijn probleem is. Alleen als dit het geval is, komt eiser in aanmerking voor een vervoerskostenvergoeding.
3.2.
De gemeente liet eiser medisch onderzoeken door het IAB. Het IAB bracht op 14 september 2018 medisch advies uit over eiser. Uit dit advies blijkt dat eiser in het verleden een vervelende langdurige jeukende huidaandoening heeft gehad. Deze jeukklachten zijn verdwenen. Eiser is obsessief in het vermijden van herbesmetting, door strikte hygiëne maatregelen te nemen. Deze hygiëne maatregelen zijn echter vanuit medisch oogpunt niet strikt noodzakelijk. Dit wordt door de dermatoloog van eiser bevestigd. Uit dit advies blijkt ook dat eiser psychiatrische stoornissen heeft, gekenmerkt door angst- en stemmingsproblematiek en dwangmatige en vermijdende trekken. De IAB-arts geeft aan dat het niet in het belang van eiser is om tegemoet te komen aan zijn wens voor privé vervoer. Daarmee zou hij worden bevestigd in het idee dat dit medisch noodzakelijk is. De psychiater van eiser geeft niet aan dat eiser op grond van de psychiatrische problemen niet collectief vervoerd kan worden. De IAB-arts geeft geen positief advies voor een vervoerskosten vergoeding, maar wel een positief advies voor Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV) deur tot deur, samen reizend. Omdat met de juiste behandeling de beperkingen van eiser kunnen afnemen, wordt er een advies gegeven met een geldigheidsduur van 1 jaar.
3.3.
De rechtbank oordeelt dat het advies van de IAB-arts zorgvuldig en concludent is. Eiser was op spreekuur bij de IAB arts op 10 augustus 2018, waar hij zijn situatie uitlegde. De arts betrok bij zijn onderzoek verder informatie van de behandelaars van eiser (de dermatoloog en de psychiater) en informatie van de gemeente. Hij heeft verder overleg gepleegd met zijn collega artsen van het IAB. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de conclusie in het advies dat eiser collectief vervoerd kan worden. Dit wordt goed onderbouwd. Eiser heeft verder in beroep ook geen medische stukken ingediend, die de conclusie in het IAB-advies tegenspreken.
3.4.
De gemeente mocht zich dus baseren op het advies van de IAB-arts en wees de aanvraag om een vervoerskostenvergoeding op goede gronden af. Een vervoerskostenvergoeding is niet de goedkoopst adequate voorziening om tegemoet te komen aan eisers behoefte aan vervoer. In eisers situatie is het AOV voorliggend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- laat de proceskosten en het griffierecht niet vergoeden aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Teggelaar, gerechtsjurist, op 4 november 2019.
Rechter
Gerechtsjurist
(griffier op zitting)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen. [2]
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De gemeente wees eisers aanvraag af in het primaire besluit van 24 september 2018. De gemeente verklaarde het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond in het besluit van 21 februari 2019. Eiser stelde beroep in bij de rechtbank op 2 april 2019.
2.Op de website www.rechtspraak.nl kunt u digitaal hoger beroep instellen.