In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. L.A.M. van der Geld, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door J.E. Carter. Eiseres had op 13 februari 2019 een afspraak bij het Sociaal Loket van de gemeente om te informeren naar de mogelijkheden voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. Tijdens dit gesprek heeft een screeningsmedewerker haar meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de gemeente heeft dit bezwaar op 29 april 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen formele aanvraag voor een urgentieverklaring was ingediend.
De rechtbank heeft in haar uitspraak vastgesteld dat er geen sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de mededeling van de screeningsmedewerker niet schriftelijk was en geen rechtsgevolg had. Eiseres had geen aanvraag ingediend, en de mededeling was slechts een mondelinge uitleg over de voorwaarden voor een urgentieverklaring. De rechtbank oordeelde dat de gemeente het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep ongegrond was. Eiseres werd wel aangemoedigd om alsnog een aanvraag voor een urgentieverklaring in te dienen.
De rechtbank plaatste ook een kritische kanttekening bij de werkwijze van de gemeente, waarbij zij benadrukte dat voorlichtingsgesprekken niet als een drempel mogen fungeren voor burgers die een aanvraag willen indienen. De rechtbank concludeerde dat het belangrijk is dat burgers altijd de mogelijkheid hebben om een aanvraag in te dienen, ongeacht de uitkomst van een voorlichtingsgesprek.