ECLI:NL:RBAMS:2019:8901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
AMS 19/1283
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming meerkosten parkeren auto voor scootmobielgebruikers en de voorwaarden voor persoonsgebonden budgetten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, die lijdt aan een zeldzame chronische ziekte, had in 2017 een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen om een scootmobiel aan te schaffen. In plaats daarvan kocht hij een auto en vroeg hij om een tegemoetkoming voor de meerkosten van het parkeren van deze auto. De gemeente weigerde deze aanvraag, verwijzend naar een eerder advies van het Indicatieadviesbureau (IAB) dat stelde dat de eiser gebruik kon maken van aanvullend openbaar vervoer en een scootmobiel, en dat een vervoerskostenvergoeding niet nodig was.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in aanmerking kwam voor de gevraagde tegemoetkoming, omdat hij niet had aangetoond dat zijn situatie sinds de eerdere beslissing was veranderd. De rechtbank benadrukte dat het pgb bedoeld was voor de aanschaf van een scootmobiel en dat de looptijd van deze voorziening zes jaar was. Eiser had geen indicatie voor een auto en had zelf gekozen om van het pgb een auto aan te schaffen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente geen nieuwe beoordeling hoefde te maken, aangezien de eerdere besluiten en adviezen nog steeds van toepassing waren.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. P.J. Stronks),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Conclusie

1. De rechtbank stelt eiser niet in het gelijk. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming meerkosten parkeren voor het parkeren van zijn auto. Eiser heeft in 2017 van verweerder (hierna: de gemeente) een persoonsgebonden budget (pgb) gekregen voor het kopen van een scootmobiel. Eiser heeft met dit geld een auto gekocht. De extra kosten die eiser maakt vanwege het gebruik van de auto komen niet voor rekening van de gemeente. Dit is ook al in de eerdere procedure van eiser over een vervoerskostenvergoeding geoordeeld. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn situatie sindsdien is veranderd.

Wat is er gebeurd?

2.1.
Eiser lijdt aan een zeldzame chronische ziekte, waardoor hij last heeft van uitvalsverschijnselen in zijn benen en veel pijn bij het zitten. Hij heeft een vaatstoornis in zijn linkerbeen. Hij loopt met behulp van krukken en hij kan niet langer dan 10 tot 50 meter lopen.
2.2.
De gemeente heeft aan eiser op 3 januari 2017 een pgb toegekend om een scootmobiel te kopen. Eiser heeft van dat geld een auto gekocht.
2.3.
Eiser heeft in 2017 aan de gemeente gevraagd om zijn vervoerskosten voor het gebruik van de auto te vergoeden. De gemeente heeft advies gevraagd bij het Indicatieadviesbureau (IAB). In het adviesrapport van het IAB van 5 juli 2017 staat – kort samengevat – dat een vervoerskostenvergoeding niet nodig is, omdat eiser gebruik kan maken van het aanvullend openbaar vervoer (AOV) en van een scootmobiel. De gemeente heeft daarom de aanvraag van eiser destijds afgewezen. Dit besluit van de gemeente is bij de rechtbank en bij de hoogste rechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), in stand gebleven en daarmee in rechte vast komen te staan.
2.4.
Op 15 oktober 2018 heeft eiser een tegemoetkoming meerkosten parkeren bij de gemeente aangevraagd. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen onder verwijzing naar het IAB-advies van 5 juli 2017. Eiser heeft bezwaar gemaakt en is tegen het besluit op bezwaar in beroep gegaan. De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 29 oktober 2019. Eiser en zijn gemachtigde waren niet bij die zitting aanwezig.

Waarom geeft de rechtbank eiser geen gelijk?

3.1.
Eiser heeft in januari 2017 van de gemeente een pgb voor een scootmobiel gekregen. Dat pgb is een voorziening die is bedoeld om in alle vervoersbehoeften van eiser te voorzien. De looptijd van die voorziening is zes jaar. Dit betekent dat eiser in beginsel tot 2023 niet in aanmerking komt voor een andere vervoersvoorziening, behalve als zijn situatie verandert.
3.2.
Volgens het beleid van de gemeente [1] moet iemand aan de voorwaarden voor verstrekking van een auto voldoen, voordat iemand een vergoeding voor het parkeren of vervoerskosten voor het gebruik van de auto kan krijgen. Eiser heeft geen indicatie gekregen voor een auto, maar heeft een indicatie gekregen voor een scootmobiel. Hij heeft zelf besloten om van het pgb voor de scootmobiel een auto te kopen.
3.3.
Eiser voert in beroep aan dat hij ook ’s nachts een vervoersbehoefte heeft en dat een scootmobiel in combinatie met het AOV niet in deze behoefte kan voorzien. Hij vindt daarom dat hij recht heeft op een vergoeding voor het parkeren van zijn auto.
3.4.
De rechtbank overweegt dat eiser dit standpunt ook al naar voren heeft gebracht in zijn vorige procedure, toen hij een vergoeding voor de vervoerskosten voor het gebruik van zijn auto had gevraagd. Dat was een soortgelijke vergoedingsaanvraag als in deze zaak. De rechtbank heeft toen geoordeeld dat de nachtelijke vervoersbehoefte van eiser geen reden is waarom de gemeente aan hem een vergoeding voor de vervoerskosten zou moeten geven. Een vervoersoplossing hoeft niet aan alle wensen van eiser te voldoen. [2] De CRvB heeft dit oordeel van de rechtbank bevestigd. [3] In die uitspraak van de CRvB staat ook dat de nachtelijke vervoersbehoefte van eiser is betrokken bij het IAB-advies van 5 juli 2017. Voor zover eiser ‘s nachts naar het ziekenhuis moet, bestaat daarvoor een voorziening op grond van een andere wet.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn situatie is veranderd of verslechterd sinds het IAB-advies van 5 juli 2017. Hij heeft geen nieuwe medische stukken overgelegd. Er is dus geen reden om te twijfelen aan de conclusies van dat advies dat een vervoerskostenvergoeding voor een auto niet nodig is, omdat eiser gebruik kan maken van het AOV en van een scootmobiel. De gemeente hoefde daarom geen nieuw advies aan het IAB te vragen. De rechtbank sluit zich aan bij de hierboven genoemde uitspraken van de rechtbank en de CRvB. De gemeente hoefde aan eiser geen vergoeding voor het parkeren van zijn auto toe te kennen.
3.6.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, gerechtsjurist
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 november 2019.
rechter
gerechtsjurist (griffier ter zitting)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet met de beslissing eens?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Paragrafen 4.10.7d en 4.10.7e van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2018.
2.Uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 maart 2018, zaaknummer AMS 17/5754.
3.Uitspraak van de CRvB van 9 januari 2019, zaaknummer 18/1672.