15. Besluit II van de vergadering van eigenaars houdt in dat overgegaan kan worden tot de bouw van een extra bouwlaag op de derde verdieping van het pand.
15. Een bijzonderheid bij de beoordeling van besluit II is dat ['G'] in de geen-bezwaar-clausule in de koopovereenkomst heeft verklaard – voor zover hier van belang – dat hij geen bezwaar zal maken tegen het realiseren van de extra bouwlaag en hieraan zijn medewerking zal verlenen. ['G'] betoogt dat hij gedwaald heeft bij de totstandkoming van de geen-bezwaar-clausule en dat die clausule dus niet aan hem kan worden tegengeworpen. Dat beroep op dwaling was aan de orde in de procedure bij de rechtbank (team handel). Mede in verband daarmee is de verdere beslissing van de onderhavige verzoeken in de tussenbeschikking aangehouden totdat in de procedure bij de rechtbank (team handel) over het beroep van ['G'] op dwaling zou zijn beslist.
15. Na uitleg van de geen-bezwaar-clausule heeft de rechtbank (team handel) in rechtsoverweging 4.3 van het vonnis van 16 januari 2019 geoordeeld dat in die clausule niet een verplichting van ['G'] kan worden gelezen om mee te werken aan de huidige bouwplannen. Daartoe was blijkens het vonnis voor de rechtbank (team handel) redengevend de omstandigheid dat ['J'] niet mocht verwachten dat ['G'] zou instemmen met een ander bouwplan dan ten tijde van de koop aan hem was voorgelegd. Dat plan omvatte alleen de bouw van een extra bouwlaag ten behoeve van één extra toe te voegen appartement. Om die reden heeft de rechtbank (team handel) in dezelfde rechtsoverweging de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst wegens tekortschieten van ['G'] in zijn verplichtingen uit de geen-bezwaar-clausule niet toewijsbaar geoordeeld. Het antwoord op de vraag of ['G'] zich wel of niet terecht op dwaling heeft beroepen, kon volgens rechtsoverweging 4.4 van het vonnis vervolgens in het midden blijven. Ook hier zal bij de beoordeling van besluit II tot uitgangspunt worden genomen dat de huidige bouwplannen van ['J'] méér omvattend zijn dan waarvan ['G'] uitging ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst (met de geen-bezwaar-clausule). De geen-bezwaar-clausule staat er daarom niet aan in de weg dat ['G'] zich in de onderhavige procedure teweer stelt tegen besluit II en om vernietiging van dat besluit verzoekt. Of ['J'] bij het aangaan van de koopovereenkomst al van plan was om niet alleen een extra bouwlaag te realiseren maar om ook de appartementen op de tweede en derde verdieping te verbouwen tot vier zelfstandige woonruimten en ['G'] daarover niet heeft geïnformeerd (met – volgens ['G'] – dwaling tot gevolg), of dat ['J'] die méér omvattende bouwplannen pas na het sluiten van de koopovereenkomst heeft ontwikkeld (zoals ['J'] betoogt) behoeft dus hier, net als in de procedure bij de rechtbank (team handel), geen bespreking.
15. De maatstaf voor beantwoording van de vraag of besluit II vernietigd dient te worden is hiervoor in rechtsoverweging 8 beschreven. Dat betekent dat ook ten aanzien van dit besluit om over te gaan tot de bouw van een extra bouwlaag heeft te gelden dat het feit dat de vergadering van eigenaars daarbij de belangen van ['J'] heeft laten prevaleren boven die van ['G'] nog niet met zich brengt dat de vergadering van eigenaars in redelijkheid niet tot haar besluit heeft kunnen komen. Concrete feiten of omstandigheden waaruit kan volgen dat het besluit tot stand is komen doordat ['J'] misbruik heeft gemaakt van zijn meerderheidspositie, zijn niet gesteld of gebleken. Dat een vergunning voor de bouw van een extra bouwlaag is verkregen die (nog) niet onherroepelijk is, leidt niet tot de conclusie dat besluit II in strijd is met artikel 7 van het modelreglement.
15. De bezwaren van ['G'] tegen besluit II houden óók in dat het besluit volgens hem door de VvE is genomen hoewel onduidelijk is wie de bouwwerkzaamheden gaat uitvoeren, of dat een vakbekwaam bedrijf is en of dat een bedrijf is dat, indien onverhoopt (verdere) schade bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden ontstaat, de aansprakelijkheid voor die schade via een afdoende verzekering kan dragen. Om te kunnen beoordelen of besluit II niet gepaard gaat met onaanvaardbare risico’s en (ook) op dat punt de toets van artikel 5:130 BW kan doorstaan, is ['J'] in rechtsoverweging 15 van de tussenbeschikking in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te verstrekken.
15. ['J'] heeft in zijn akte na tussenbeschikking vervolgens naar voren gebracht dat het plaatsen van de “prefab” dakopbouw twee dagen (maar soms ook één dag) in beslag neemt. De afbouw van de binnenzijde van de dakopbouw duurt vervolgens nog circa twee maanden. De start van de werkzaamheden kan binnen enkele maanden na opdrachtverlening plaatsvinden. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden zal aan [bedrijf 2] worden verleend of aan [bedrijf 3] als deze laatste ruim eerder na opdrachtverlening de werkzaamheden kan uitvoeren. [bedrijf 2] geeft een maximale garantie van 10 jaar. Bij [bedrijf 3] is de garantieperiode 15 jaar. [bedrijf 2] is verzekerd voor een bedrag van
€ 1.250.000,-- per aanspraak met een maximum van € 2.500.000,-- per jaar. [bedrijf 3] heeft een verzekering van € 2.500.000,--, aldus ['J'] .
15. ['G'] voert in zijn antwoordakte na tussenbeschikking wederom aan dat de bouw van de extra bouwlaag gepaard gaat met onaanvaardbare risico’s voor de constructie van het pand. Over dat standpunt is in rechtsoverweging 16 van de tussenbeschikking al een bindende eindbeslissing gegeven. Daarmee is dus over het standpunt van ['G'] (althans in deze instantie) reeds beslist.
15. Verder voert ['G'] aan dat niet zeker is of ['J'] daadwerkelijk opdracht zal geven aan [bedrijf 2] of [bedrijf 3] . Eerder is ['J'] namelijk in zee gegaan met bevriende (en wat ['G'] betreft onbetrouwbare) klusjesmannen. Verder blijkt uit de inlichtingen die ['J'] heeft verstrekt volgens ['G'] niet dat [bedrijf 2] of [bedrijf 3] over een afdoende aansprakelijkheidsverzekering beschikken.
15. ['G'] kan en zal ['J'] mogen houden aan de nakoming van hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 20 is weergegeven, waaronder:
- dat de werkzaamheden zullen worden verricht door [bedrijf 2] of [bedrijf 3] ;
- dat [bedrijf 2] of [bedrijf 3] op afdoende wijze zijn verzekerd tegen eventuele aansprakelijkheid voor schade die de VvE en/of haar leden zullen lijden als gevolg van de werkzaamheden.
['J'] zal uitsluitend gebruik mogen maken van het besluit van de vergadering van eigenaars om over te gaan tot de bouw van een extra bouwlaag op de derde verdieping van het pand als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Daarmee is op afdoende wijze veilig gesteld dat (uitvoering van) besluit II niet de door ['G'] gestelde, onaanvaardbare risico’s voor de VvE en haar leden (waaronder ['G'] ) met zich brengt. Er is daarmee geen plaats voor het oordeel dat besluit II om die reden de toets van artikel 5:130 BW niet doorstaat.
15. Het standpunt van ['G'] dat het besluit om over te gaan tot de bouw van een extra bouwlaag vernietigd dient te worden omdat het besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en/of artikel 7 van het modelreglement wordt verworpen. Het verzoek van ['G'] tot vernietiging van besluit II is niet toewijsbaar.