1.3.Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres bericht dat zij per 1 november 2016 (datum in geding) meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Eiseres is nu arbeidsongeschikt voor een percentage van 53,75%. De hoogte van de loonaanvullingsuitkering van eiseres wijzigt nog niet per 1 november 2016. Wel geldt vanaf 1 december 2018 een inkomenseis en wanneer eiseres niet aan die inkomenseis voldoet, zal zij vanaf 1 december 2018 een lagere uitkering ontvangen. Aan het primaire besluit heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts van 1 november 2016 en de rapportage van de arbeidsdeskundige van 14 november 2016 ten grondslag gelegd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 april 2019.
3. In beroep heeft eiseres – samengevat weergegeven – aangevoerd dat zij op en na 1 november 2016 volledig arbeidsongeschikt is. De medische expertise van Psyon is niet onafhankelijk geweest, nu op verzoek van de verzekeringsarts van verweerder een zeer zware beperking is aangepast. Eiseres heeft nog steeds ernstige psychische problemen en deze zijn na 2015 na het overlijden van haar vader alleen maar erger geworden. Eiseres heeft paniekaanvallen waardoor zij persoonlijk en sociaal disfunctioneert. Eiseres durft niet alleen op straat, is onder behandeling bij een psychiater en haar familie doet ook voornamelijk de huishouding voor haar.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of een zorgvuldig medisch en arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden op basis waarvan verweerder heeft kunnen concluderen dat eiseres per 1 november 2016 voor 53,75% arbeidsongeschikt is.
5. Het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres is 1 november 2016. Dat betekent in principe dat wijzigingen in de medische situatie op een later tijdstip in deze zaak bij de beoordeling geen rol kunnen spelen.
6. De verzekeringsarts heeft op 1 november 2016 een rapportage uitgebracht. Hieruit komt naar voren dat deze rapportage een vervolg is op het spreekuurbezoek en de geneeskundige beoordeling waarvan de bevindingen zijn neergelegd in de rapportage van 25 april 2016. Uit deze twee rapportages blijkt dat de verzekeringsarts eiseres tweemaal op het spreekuur heeft gezien en haar psychisch heeft onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts het dossier bestudeerd en informatie opgevraagd bij de behandelaar van eiseres. Deze informatie is verkregen en meegenomen bij de beoordeling. Tot slot heeft de verzekeringsarts een (onafhankelijk) psychiatrisch expertiseonderzoek laten verrichten door Psyon. De verzekeringsarts heeft, naar aanleiding van de door verzekeringsarts [naam 4] van Psyon opgestelde weergave van de beperkingen van eiseres, overleg gepleegd met psychiater [naam 3] en Psyon verzocht om een aangegeven beperking met betrekking tot het zelfstandig handelen te heroverwegen. Psychiater [naam 3] schrijft in reactie daarop, voor zover van belang: “
Zoals telefonisch met u[de rechtbank begrijpt: de verzekeringsarts van verweerder]
besproken zie ik de beperking op het gebied van zelfstandig handelen inderdaad als licht.” Verzekeringsarts [naam 4] heeft vervolgens naar aanleiding van de toelichting door psychiater [naam 3] een wijziging in zijn weergave van de beperkingen van eiseres aangebracht.
De verzekeringsarts van verweerder heeft als diagnose gesteld paniekstoornis en hypothyreoïdie. Vervolgens heeft de verzekeringsarts van verweerder de belastbaarheid van eiseres vastgelegd in de FML van 1 november 2016. Er zijn beperkingen opgenomen onder persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen en werktijden (eiseres kan gemiddeld ongeveer vier uur per dag werken en twintig uur per week).
7. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 29 april 2019 een rapport uitgebracht. Uit de rapportage blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres op 9 april 2019 heeft gezien op de hoorzitting. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het bezwaarschrift en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de belastbaarheid juist is vastgesteld.
8. De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen. Dit is anders wanneer het onderzoek van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont.
9. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportages van de verzekeringsartsen van verweerder blijkt dat een zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Alle informatie is betrokken in de oordeelsvorming en er heeft op initiatief van de verzekeringsarts een onafhankelijk psychiatrisch expertiseonderzoek plaatsgevonden.
10. Het standpunt van eiseres dat het onderzoek door Psyon niet onafhankelijk is geweest, wordt niet gevolgd. De rechtbank overweegt dat als een (expertise)rapport twijfel of vragen oproept, de verzekeringsarts van verweerder daarover aan de opsteller van het (expertise)rapport een vraag mag stellen of een opmerking mag maken. Temeer nu de vraag van de verzekeringsarts niet zag op de bevindingen van psychiater [naam 3] , maar op de vertaalslag van die bevindingen door verzekeringsarts [naam 4] naar de beperkingen in arbeid en dit laatste bij uitstek behoort tot (ook) de expertise van de verzekeringsarts van verweerder. Het is aan de deskundige om met een vraag of opmerking van een van de partijen wel of niet iets te doen. De rechtbank is van oordeel dat de communicatie hierover transparant is verlopen. Uit de correspondentie tussen de verzekeringsarts van verweerder en Psyon (psychiater [naam 3] en verzekeringsarts [naam 4] ) blijkt dat de eerder door verzekeringsarts [naam 4] aangegeven beperking niet in lijn was met de bevindingen van psychiater [naam 3] . De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het rapport van Psyon door deze gang van zaken niet deugdelijk of niet onafhankelijk tot stand is gekomen.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat het rapport van Psyon uitvoerig is gemotiveerd en dat duidelijk is waarom bepaalde conclusies worden getrokken. Verweerder heeft zich dus mede mogen baseren op het rapport van Psyon. De rechtbank overweegt verder dat de verzekeringsarts méér beperkingen heeft aangenomen op sociaal functioneren dan door verzekeringsarts [naam 4] was aangegeven. Ook heeft de verzekeringsarts aanvullend een urenbeperking aangenomen.
12. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat sprake is van psychische problematiek. De bevindingen van psychiater [naam 3] omtrent de psychische toestand van eiseres zijn ook niet in geschil. De psychische problematiek is ook reden geweest voor het opnemen van meerdere beperkingen in de FML. Door de verzekeringsartsen is voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van het ontbreken van benutbare mogelijkheden in de zin van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Uit de stukken en de rapportages blijkt niet van volledig persoonlijk en sociaal onvermogen om te functioneren. Er is daarom geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de beperkingen van eiseres onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de opgestelde FML van 1 november 2016 en de daarin opgenomen beperkingen.
13. Eiseres heeft geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd tegen de geduide functies. Gelet hierop dient de rechtbank de beoordeling te beperken tot de medische grondslag en de vraag of de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat eiseres in medisch opzicht (uitgaande van de belastbaarheid van eiseres zoals neergelegd in de FML van 1 november 2016) niet in staat is om de geduide functies te verrichten.
14. Op grond van alles dat hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 november 2016 op goede gronden op 53,75% heeft vastgesteld.
15. Het beroep is ongegrond. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.