ECLI:NL:RBAMS:2019:9057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
13/20222-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van cocaïne met een gevangenisstraf van 35 maanden

Op 20 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 augustus 2019 te Amsterdam ongeveer 28 kilogram cocaïne heeft vervoerd. De verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd, was aanwezig tijdens de zitting. De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, vorderde een gevangenisstraf van vijftig maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij net vader was geworden van zijn derde kind. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van cocaïne, en dat hij zich bewust was van de risico's die hij nam door drugs te vervoeren. De rechtbank weegt de ernst van het feit, de rol van de verdachte als loopjongen en zijn persoonlijke omstandigheden mee in de beslissing. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd er een Cova-training aanbevolen om de verdachte te helpen bij zijn impulsieve gedrag. De rechtbank benadrukte dat een lange gevangenisstraf niet zinvol zou zijn, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn bereidheid om aan zijn gedrag te werken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/20222-19
Datum uitspraak: 20 november 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2019. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 28 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
Op grond van het procesdossier kan worden bewezen dat verdachte cocaïne heeft vervoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij de afspraak heeft gemaakt om drugs voor geld te vervoeren. Het zou daarbij om hasj of cocaïne gaan. Hij wist dus dat hij of cocaïne, of hasj zou vervoeren en heeft daardoor ook het opzet gehad op het vervoeren van die cocaïne.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring. Verdachte heeft bekend de cocaïne te hebben vervoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het vervoeren van cocaïne. Verdachte heeft bekend dat hij, in ruil voor geld, drugs zou vervoeren. Hij heeft daarvoor een busje geregeld en laten ombouwen. De afspraak was dat hij cocaïne of hasj zou vervoeren. Verdachte heeft daarmee het opzet gehad op het vervoeren van cocaïne. Dat verdachte op 19 augustus 2019 niet wist of hij toen cocaïne of hasj vervoerde, maakt dat, mede gelet op zijn onverschilligheid daartoe door het niet vooraf te vragen, niet anders.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 19 augustus 2019 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 28 kilogram van een
materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftig maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De eis moet sterk worden gematigd nu er redenen zijn om af te wijken van de oriëntatiepunten die rechters hanteren. Verdachte heeft namelijk geen strafblad en heeft een verkeerde keuze gemaakt. Hij heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven en het feit bekend. Hij heeft slechts een beperkte rol vervuld als loopjongen. Voor de ondergeschikte rol van bestuurder worden mensen ingezet waarvan het niet erg is als zij worden opgepakt. Daarnaast dient de straf te worden gematigd omdat verdachte net vader is geworden van zijn derde kind.
Het onvoorwaardelijke deel van de straf moet daarom gematigd worden tot zesendertig maanden of een deel van de geëiste straf moet voorwaardelijk worden opgelegd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en heeft daarbij gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne in een verborgen ruimte van een auto. Verdachte heeft speciaal daarvoor een auto geregeld en die auto laten ombouwen, om zo de illegale lading uit het zicht te houden. De aanwezigheid van zo’n grote hoeveelheid in een verborgen ruimte duidt op betrokkenheid bij grootschalige cocaïnehandel. Cocaïne is niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werkt ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij.
De harddrugshandel gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit die de maatschappij ontwricht en in Amsterdam in het bijzonder regelmatig tot ernstige incidenten leidt. Ondanks de relatief kleine rol van verdachte als ‘loopjongen’ in het geheel, heeft verdachte als koerier een rol gehad in die keten van de handel in harddrugs.
De rechtbank houdt rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftig maanden passend wordt geacht. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of er omstandigheden zijn op grond waarvan in het voordeel of het nadeel van verdachte van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft vanwege zijn financiële problemen de keuze gemaakt om contact te zoeken met ‘verkeerde jongens.’ Hij heeft daarbij alleen gehandeld uit winstbejag.
Gelet op zijn hiervoor genoemde acties kan gezegd worden dat sprake is van berekenend handelen. Tegelijkertijd heeft verdachte onverschillig en impulsief gehandeld en geen of onvoldoende rekening gehouden met de consequenties voor hemzelf en voor zijn gezin met drie jonge kinderen.
Uit het reclasseringsrapport van 23 september 2019 blijkt dat verdachte ook door zijn familie wordt omschreven als iemand die impulsief handelt en onvoldoende rekening houdt met eventuele gevolgen. Uit het rapport komt naar voren dat verdachte erg teleurgesteld is omdat hij geen VOG kan krijgen om als taxichauffeur te gaan werken. Hij wil graag werken en geld verdienen en is gefrustreerd dat dat niet kan in de taxibranche. Vanuit financiële overwegingen heeft hij vervolgens een verkeerde keuze gemaakt. De reclassering adviseert dat verdachte aan het eind van zijn detentie deelneemt aan een gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden zoals een Cova-training.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 oktober 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Dit strafblad vormt dus geen reden om aan verdachte een hogere of lagere straf op te leggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een lange gevangenisstraf in het geval van verdachte niet zinvol is. Van belang is dat hij een training volgt die zich richt op cognitieve vaardigheden zodat hij minder impulsief leert te handelen en leert de gevolgen in te zien van zijn gedrag en daar naar leert handelen.
Op zitting heeft verdachte verklaard enorm veel spijt te hebben van wat hij heeft gedaan. Hij neemt de verantwoordelijkheid voor zijn handelen, heeft gezegd dit nooit meer te willen en zegt bereid te zijn een advies van de reclassering op te volgen. Op de rechtbank is dit oprecht overgekomen.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist en ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 35 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
- 1 STK Bestelauto
[kenteken] (Omschrijving: 5794989, merk: Renault Kangoo,
chassisnr: [nummer] )
De inbeslaggenomen auto behoort niet aan verdachte toe en zal daarom aan de rechthebbende worden geretourneerd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
35 (vijfendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende van:
- 1 STK Bestelauto
[kenteken] (Omschrijving: 5794989, merk: Renault Kangoo,
chassisnr: [nummer] )
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J.G. Vegter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2019.