ECLI:NL:RBAMS:2019:9093

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
C/13/659593 / FA RK 18-8335
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap met betrekking tot minderjarigen

Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ontkenning van het vaderschap. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.H. Aalmoes, verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van haar kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De man was niet verschenen in de procedure, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man op 20 juli 2008 in Spanje met elkaar zijn gehuwd en dat uit dit huwelijk de kinderen zijn geboren. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de man vermoedelijk de Nigeriaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek van de moeder ten aanzien van [kind 1] afgewezen, omdat dit verzoek niet binnen een jaar na de geboorte van [kind 1] was ingediend. Echter, het verzoek ten aanzien van [kind 2] werd wel ontvankelijk verklaard.

De bijzondere curator, mr. S.J. van der Woude, heeft in zijn rapportage aangegeven dat de man niet de biologische vader is van de kinderen. Hij heeft gesproken met de moeder en de beoogde vaders, die beiden bereid zijn om hun vaderschap te erkennen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is dat de man niet de vader is van [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank heeft daarom de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond verklaard, in het belang van de kinderen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L. van der Heijden, rechter, en griffier mr. I.H.H. Krajenbrink.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/659593 / FA RK 18-8335
Beschikking van 18 december 2019 betreffende gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te op een onbekend adres,
verwerende partij, hierna te noemen de man,
niet verschenen.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Mr. S.J. van der Woude,
kantoorhoudende te Amsterdam,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarigen:
hierna te noemen de bijzondere curator, als advocaat voor zichzelf verschijnende.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
-het verzoek van de moeder, ingekomen op 24 december 2018;
-de beschikking tot benoeming van de bijzondere curator van deze rechtbank van 20 februari 2019;
-de schriftelijke reactie van de bijzondere curator van 7 maart 2019.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 21 november 2019.
Gehoord zijn de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de bijzondere curator.
Tevens waren ter zitting aanwezig de beoogd vaders [beoogd vader 2] en [beoogd vader 1] .
De man is, ondanks daartoe behoorlijk opgeroepen via de Staatscourant, niet verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Op 20 juli 2008 te [plaats] , Spanje, zijn de moeder en de man met elkaar gehuwd.
Uit het huwelijk zijn geboren:
[kind 1] (hierna: [kind 1] ),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011;
[kind 2](hierna: [kind 2] ),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.
2.2.
Bij beschikking van 7 augustus 2019 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen de moeder en de man uitgesproken.
2.3.
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De man bezit volgens de moeder de Nigeriaanse nationaliteit. [kind 1] en [kind 2] hebben de Nederlandse nationaliteit.
[beoogd vader 2] (hierna te noemen: [beoogd vader 2] ), geboren op [geboortedatum] 1976, heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij is woonachtig in [woonplaats] .
[beoogd vader 1] (hierna te noemen: [beoogd vader 1] ), geboren op [geboortedatum] 1976, heeft de Franse nationaliteit en is sinds 30 oktober 2018 weer woonachtig in Frankrijk.

3.Het verzoek

3.1.1. De moeder verzoekt de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] gegrond te verklaren.
De moeder legt aan het verzoek ten grondslag dat de man niet de biologische vader is van [kind 1] en [kind 2] . De biologische vader van [kind 2] is [beoogd vader 1] . De biologische vader van [kind 1] is [beoogd vader 2] .
3.2.1. De bijzondere curator verzoekt de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [kind 1] gegrond te verklaren.
De bijzondere curator heeft als volgt gerapporteerd. Hij heeft gesproken met de moeder, met [beoogd vader 2] (telefonisch) en met [beoogd vader 1] . Met de man heeft hij niet kunnen spreken. Er zijn geen contactgegevens van de man bekend. Ten tijde van de rapportage is de moeder nog gehuwd met de man en heeft zij de echtscheiding aangevraagd. De moeder en [beoogd vader 2] hebben meegedeeld dat zij zeker weten dat [kind 1] [beoogd vader 2] dochter is. [beoogd vader 2] wil wel meewerken aan een DNA-onderzoek, maar hij meent dat de moeder de kosten dient te betalen. De moeder en [beoogd vader 1] hebben meegedeeld dat zij zeker weten dat [kind 2] zijn zoon is. Hij wil zijn zoon graag erkennen en is bereid om mee te werken aan een DNA-onderzoek en om bij te dragen in de kosten daarvan. De bijzondere curator constateert dat de vermoedelijke biologische vaders allebei hun kind na de geboorte hebben aangegeven bij de burgerlijke stand. Gelet op alle omstandigheden acht de bijzondere curator aannemelijk dat de man niet de biologische vader is van [kind 1] en [kind 2] . Het vaderschap van [beoogd vader 2] en [beoogd vader 1] moet echter nog wel door objectief (DNA-)onderzoek worden vastgesteld. Als hun vaderschap wordt vastgesteld staat daarmee vast dat de man niet de vader is en kan de ontkenning van zijn vaderschap gegrond worden verklaard. De bijzondere curator zal in dat geval de vaststelling van het vaderschap van [beoogd vader 2] en [beoogd vader 1] verzoeken.
De bijzondere curator adviseert [beoogd vader 2] en [beoogd vader 1] als belanghebbende aan te merken in deze zaak, een DNA-onderzoek te bevelen naar de verwantschap tussen [beoogd vader 2] en [beoogd vader 1] en de kinderen, te bepalen dat de griffier de kosten voorschiet en de verzoeken tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap in te willigen indien DNA-onderzoek uitwijst dat [beoogd vader 2] de biologische vader is van [kind 1] en dat [beoogd vader 1] de biologische vader is van [kind 2] .
3.2.3. De bijzondere curator verzoekt namens [kind 1] de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond te verklaren.

4.De beoordeling

4.1.
Bevoegdheid
4.1.1.
Vanwege de vermoedelijke Nigeriaanse nationaliteit van de man heeft de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst, ambtshalve, beoordeeld dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt ter zake de onderhavige verzoeken.
4.1.2.
Aangezien de kinderen en de moeder in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3, aanhef, onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht toe.
4.2.
Toepasselijk recht
4.2.1.
De vraag of een familierechtelijke betrekking als bedoeld in artikel 10:92 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kan worden teniet gedaan, wordt ingevolge artikel 10:93, eerste lid, van het BW beoordeeld volgens het recht dat ingevolge artikel 10:92 van het BW op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is.
4.2.2.
Ingevolge artikel 10:92, eerste lid, van het BW is op de kwestie van afstamming van toepassing het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en de man of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en de man elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Voor de toepassing van artikel 10:92, eerste lid, van het BW is krachtens het bepaalde in artikel 10:92, derde lid, van het BW bepalend het tijdstip van de geboorte van het kind, dan wel indien het huwelijk van de ouders voordien is ontbonden, dat van de ontbinding.
4.2.3.
De rechtbank kan de nationaliteit van de man niet vaststellen. Hij is niet in de procedure verschenen en niet bekend in de Basisregistratie personen. Op grond van de verklaring van de vrouw en de vermeldingen van zijn naam en geboorteplaats in de geboorteakten van de kinderen, heeft de man vermoedelijk de Nigeriaanse nationaliteit. Er zijn in ieder geval geen aanwijzingen dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Beide kinderen zijn voorts in Nederland geboren, terwijl de moeder indertijd met de man in Spanje is gehuwd en hem daar - naar gesteld - uit het oog is verloren.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de moeder en de man ten tijde van de geboorte van beide kinderen geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden en geen gemeenschappelijke verblijfplaats.
4.2.4.
Ingevolge artikel 10:93 lid 1 juncto artikel 10:92 van het Burgerlijk Wetboek is op het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap daarom Nederlands recht van toepassing als het recht van de gewone verblijfplaats van de kinderen.
4.3.
Ontvankelijkheid
4.3.1.
Nu het verzoek niet is ingediend binnen een jaar na de geboorte van [kind 1] kan de moeder ten aanzien van dit kind niet in haar verzoek worden ontvangen. Ten aanzien van [kind 2] is de moeder wel ontvankelijk in haar verzoek.
4.3.2.
De bijzondere curator is ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van [kind 1] .
4.4.
Inhoudelijke beoordeling.
4.4.1.
[kind 1] en [kind 2] hebben nu de man tot vader op grond van het feit dat de man ten tijde van de geboorte met de moeder was gehuwd. De man is niet verschenen. Zijn verblijfplaats is onbekend. Mede daardoor kan niet door middel van DNA-onderzoek worden vastgesteld of de man de biologische vader is van de kinderen.
4.4.2.
De rechtbank stelt vast dat [beoogd vader 2] respectievelijk [beoogd vader 1] ter zitting nogmaals hebben verklaard dat zij zeker weten dat zij de vader zijn van [kind 1] respectievelijk [kind 2] en dat zij hun kind willen erkennen. Alle betrokkenen hebben voorts verklaard geen noodzaak te zien om een DNA-onderzoek te laten verrichten. Het feit dat [beoogd vader 2] de geboorte van [kind 1] en [beoogd vader 1] de geboorte van [kind 2] direct na hun geboorte hebben aangegeven bij de burgerlijke stand is naar het oordeel van de rechtbank eveneens een aanwijzing voor hun vaderschap. Gelet op het voorgaande is de rechtbank voldoende overtuigd van het feit dat de man niet de vader is van [kind 1] en [kind 2] . De rechtbank zal daarom de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] gegrond verklaren, mede nu dat in het belang van deze kinderen wenselijk voorkomt..
4.4.3.
Een DNA-onderzoek naar de verwantschap tussen [beoogd vader 2] en [kind 1] en tussen [beoogd vader 1] en [kind 2] is niet noodzakelijk. Ook zonder een dergelijk onderzoek staat het [beoogd vader 2] en [beoogd vader 1] vrij de kinderen te erkennen, nu de moeder daarvoor haar toestemming geeft.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de moeder niet ontvankelijk in het verzoek ten aanzien van [kind 1] ;
- verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van de uit de moeder geboren kinderen:
[kind 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011,
[kind 2]
,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018;
- draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
- gelast de griffier in het gezagsregister met betrekking tot de minderjarigen:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011,
[kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018,
een aantekening toe te voegen van de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, zodra de in deze gegeven beschikking in kracht van gewijsde is gegaan;
- beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, tenzij tegen de afstammingsuitspraak een rechtsmiddel wordt ingesteld.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 18 december 2019. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).