Beoordeling
5. [eisers] heeft zijn vordering tijdig ingediend, dat wil zeggen binnen 8 weken nadat de uitspraak van de Huurcommissie aan hem is verzonden. Daardoor zijn partijen niet meer aan die uitspraak gebonden.
6. [eisers] heeft met betrekking tot drie onderdelen van de door de Huurcommissie vastgestelde punten een andere waardering bepleit. Die onderdelen zullen hier eerst worden beoordeeld. [gedaagde] heeft nog gewezen op onjuistheden in de rekensom van de Huurcommissie.
7. Allereerst heeft [eisers] aangevoerd dat bij de berekening van de huurprijs moet worden uitgegaan van de wettelijk voorgeschreven WOZ-waarde van € 41.816,00 per 1 juli 2017, hetgeen 12 punten oplevert en geen 79, zoals de Huurcommissie heeft vastgesteld. Bij de ingangsdatum van de huurovereenkomst was de WOZ-waarde namelijk nog niet bij beschikking vastgesteld. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van [gedaagde] .
8. [gedaagde] heeft gewezen op de gecombineerde aanslag van de gemeente waarbij de Woning per waardepeildatum 1 januari 2016 op € 227.000,00 is gewaardeerd. Dit dient volgens hem het uitgangpunt te zijn en daarmee komt het aantal punten op 66.
9. Met ingang van 1 oktober 2015 is voor de waardebepaling van huurwoningen op grond van de Wet waardering onroerende zaken de WOZ-waarde in het woningwaarderingsstelsel opgenomen. In de bijlage bij het Besluit huurprijzen woonruimte (hierna: het Besluit) wordt uitgewerkt wat onder WOZ-waarde voor de puntenwaardering wordt verstaan en hoe die wordt gewaardeerd. In de bijlage bij het Besluit staat onder A. rubriek 9: punten voor de WOZ-waarde: de voor de woning laatstelijk vastgestelde waarde op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering Onroerende zaken met een minimum van (
in 2017) € 41.816,00 en 1 punt per € 8.259,00 (
in 2017) van de waarde. De Gemeente stelt voor ieder kalenderjaar de WOZ-waarde vast. De waarde-peildatum ligt op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar.
10. Bij een toetsing van de aanvangshuurprijs in 2017, moet worden uitgegaan van de WOZ-waarde per 1 januari 2017, die als waarde-peildatum 1 januari 2016 heeft. De Gemeente heeft de WOZ-waarde voor de Woning, met als waarde-peildatum 1 januari 2016, vastgesteld op 30 april 2018, zo blijkt uit de gecombineerde aanslag, genoemd onder rechtsoverweging 1.5. Ten tijde van de zitting van de Huurcommissie, op 30 augustus 2018, was deze WOZ-waarde bij partijen niet bekend. Uit de stukken blijkt dat de Huurcommissie is uitgegaan van de WOZ-waarde per peildatum 1 januari 2017, die kennelijk wel bekend was. Dit is niet juist, gelet op het hierboven in rechtsoverweging 9 overwogene. De term ‘laatstelijk vastgesteld’ wil in dit verband – anders dan [eisers] betoogt – niet zeggen dat de WOZ-waarde al bij aanvang van de huurovereenkomst definitief vastgesteld moet zijn. De wet geeft daarvoor geen aanknopingspunt. Indien die waarde later, tijdens de procedure, bekend wordt, is dat de laatstelijk vastgestelde waarde voor de desbetreffende waardepeildatum. Dit is alleen anders indien de eigenaar zodanige wijzigingen in het gehuurde heeft aangebracht, waardoor het op zijn weg lag om een nieuwe WOZ-waardebepaling aan te vragen. Dat daarvan in dit geval sprake was is gesteld noch gebleken. Nu [eisers] niet heeft betwist dat uit voornoemde aanslag van de Gemeente mag worden afgeleid dat de WOZ-waarde met de juiste waarde-peildatum, 1 januari 2016, beschikbaar is, moet daar vanuit gegaan worden. Aan een WOZ-waarde van € 227.000,00 worden 66 punten toegekend.
Het dakterras/privé-buitenruimte
11. Op de door [eisers] overgelegde foto’s is te zien dat het dakterras bereikbaar is via een ladder, die is bevestigd aan de (binnen)gevel. De toegang wordt verkregen via een naar buiten scharnierende doorzichtige dakkoepel. De Huurcommissie heeft het dakterras behorende bij de woning, met een oppervlakte van 45 m2, gewaardeerd met 4 punten.
12. [eisers] vindt dat voor het dakterras/privé-buitenruimte geen punten moeten worden toegekend, omdat dit niet toegankelijk is via een vast trap en ook niet via een deur. De ruimte is slechts bereikbaar via een telescoopladder en een dakkoepel.
13. Volgens [gedaagde] voldoet het dakterras aan alle criteria vermeld in het Beleidsboek behorende bij het waarderingsstelsel voor zelfstandige woonruimte (versie 1 oktober 2016) (hierna: het Beleidsboek). De eis van een vaste trap wordt daarin niet gesteld.
14. In de toelichting op het punt ‘Privé-buitenruimten’ van het Beleidsboek is bepaald dat dakterrassen alleen punten krijgen als zij (onder meer) via een deur toegankelijk zijn. De kantonrechter merkt de naar buiten te openen dakkoepel aan als een deur die toegang biedt tot het dakterras. Het ontbreken van een vaste trap leidt niet tot een vermindering van het aantal punten. Een vaste trap wordt bij de waardering van dakterrassen/privé-buitenruimten niet als vereiste genoemd. Dat is wel het geval bij ‘oppervlakte van overige ruimten’(zoals zolders), maar voor die overige ruimten geldt een geheel andere waardering dan bij dakterrassen/privé-buitenruimten, te weten 3/4 punt per vierkante meter. Als er geen vaste trap is, worden er 5 punten afgetrokken.
Gelet op de oppervlakte van het dakterras, zal dit met 4 punten worden gewaardeerd.
15. De Woning geeft via schuifdeuren toegang tot een gezamenlijke buitenruimte. In het rapport van onderzoek dat is opgemaakt door de Dienst van de Huurcommissie is deze ruimte van 77,28 m2 gedeeld door het aantal wooneenheden dat er gebruik van maakt (5), en vervolgens met 1,6 punten gewaardeerd.
16. [eisers] betoogt dat het hier puur om een verkeersruimte gaat, waarvan huurders verder geen gebruik kunnen/mogen/dienen te maken en die geen onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst. [gedaagde] weerspreekt dit. Volgens hem is de ruimte uitsluitend te gebruiken door de bewoners van de appartementen die er op uitkomen. Er worden fietsen geparkeerd en op verzoek van de gezamenlijke huurders heeft hij zelfs tuinmeubilair gekocht.
17. De kantonrechter oordeelt dat de toepasselijke wettelijke bepalingen geen aanknopingspunt bieden voor de waardering van een gezamenlijke buitenruimte. Wel voor een privé-buitenruimte, maar dat is deze ruimte niet. Daarvoor zullen dan ook geen punten worden toegekend.
18. [gedaagde] heeft terecht nog gewezen op een rekenfout bij de puntentelling van de Huurcommissie. Bij de ‘oppervlakte van vertrekken’ komt het totaal op 47 punten en niet op 46. Voor het overige is de berekening van de Huurcommissie niet door partijen bestreden. De kantonrechter ziet dan ook geen reden daarvan af te wijken, behoudens voor wat betreft de punten voor de WOZ-waarde en de gezamenlijke ruimte (zie hiervoor).
19. Het voorgaande leidt tot een totaal van 149,75 punten. Dit aantal correspondeert met een huurprijs van € 740,87, die boven de liberalisatiegrens per 1 januari 2017 ligt. Op grond daarvan is de overeengekomen huurprijs van € 1.300,00 per maand redelijk. De vordering tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde huurpenningen vanaf 9 oktober 2017 zal als gevolg daarvan worden afgewezen.
20. Gelet op de uitkomst van de procedure, zal [eisers] in de proceskosten worden veroordeeld.