ECLI:NL:RBAMS:2019:9463
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Visserijzaak; verhouding tussen artikel 73 lid 7 Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 114 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011
Op 6 december 2019 heeft de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte in de visserijsector. De zaak betreft de tenlastelegging van verschillende overtredingen van de visserijwetgeving, met name in verband met de toegang van inspecteurs tot een vissersvaartuig op de Noordzee. De verdachte werd beschuldigd van het niet waarborgen van een veilige toegang voor toezichthouders en het hinderen van hun werkzaamheden, alsook van het aanbrengen van voorzieningen aan netten die de mazen konden versperren. Tijdens de zitting op 22 november 2019 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die aanvoerde dat er geen opzet in het spel was. De rechter oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de hindering van de inspecteurs en dat de overtredingen opzettelijk waren gepleegd. De economische politierechter achtte de feiten bewezen, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de reeds geleden financiële gevolgen voor de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen in het kader van de visserijwetgeving, maar houdt ook rekening met de impact op de verdachte.