ECLI:NL:RBAMS:2019:9463

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
81/006510-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Visserijzaak; verhouding tussen artikel 73 lid 7 Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 114 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011

Op 6 december 2019 heeft de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte in de visserijsector. De zaak betreft de tenlastelegging van verschillende overtredingen van de visserijwetgeving, met name in verband met de toegang van inspecteurs tot een vissersvaartuig op de Noordzee. De verdachte werd beschuldigd van het niet waarborgen van een veilige toegang voor toezichthouders en het hinderen van hun werkzaamheden, alsook van het aanbrengen van voorzieningen aan netten die de mazen konden versperren. Tijdens de zitting op 22 november 2019 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte, die aanvoerde dat er geen opzet in het spel was. De rechter oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de hindering van de inspecteurs en dat de overtredingen opzettelijk waren gepleegd. De economische politierechter achtte de feiten bewezen, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de reeds geleden financiële gevolgen voor de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen in het kader van de visserijwetgeving, maar houdt ook rekening met de impact op de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 81/006509-17
Datum uitspraak: 6 december 2019
Verkort vonnis van de economische politierechter Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
gevestigd op het adres [vestigingsadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 22 november 2019 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Namens verdachte was daarbij aanwezig A.J. Fenijn. Daarnaast was de raadsman van verdachte aanwezig, mr. B.A.C. van Tuinen.
De economische politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kubicz en van wat A.J. Fenijn, namens verdachte, en haar raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1 primair
zij op of omstreeks 14 september 2016, in elk geval in september 2016, op de Noordzee, (onder andere op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL), met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vissersvaartuig] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 75, eerste lid van Verordening (EG) nr. 1224/2009, door niet voor een veilige toegang tot dat vaartuig en/of het vervoermiddel en/of de ruimte waar de visserijproducten werden opgeslagen en/of verwerkt en/of afgezet te zorgen en/of niet de veiligheid te waarborgen van de functionarissen en/of de functionarissen van de uitvoering van hun taken te weerhouden en/of hen te intimideren en/of te hinderen tijdens hun werkzaamheden,
immers heeft zij, verdachte, aan 3, in elk geval een of meer toezichthouder(s)/inspecteur(s) (te weten [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] ) het ter controle aan boord gaan en/of betreden van dat vaartuig geweigerd en/of gehinderd (door de snelheid van dat vaartuig te verhogen en/of niet met dat vaartuig te stoppen);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 14 september 2016, in elk geval in september 2016, op de Noordzee, (onder andere op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL), met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vissersvaartuig] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 73, zevende lid van Verordening (EG) nr. 1224/2009, door er niet voor te zorgen dat een of meer aangewezen met controle belaste waarnemers naar behoren werden ondergebracht en/of hun taak werd vergemakkelijkt en/of niet erop toe te zien dat zij niet werden gehinderd bij het vervullen van hun opdracht en/of het niet verlenen van de toegang tot de relevante delen van het vaartuig, ook tot de gedane vangst, alsmede tot de documenten van dat vaartuig, met inbegrip van de elektronische bestanden aan die met controle belaste waarnemers, immers heeft zij, verdachte, aan 3, in elk geval een of meer toezichthouder(s)/inspecteur(s) (te weten [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] ) het ter controle aan boord gaan en/of betreden van dat vaartuig geweigerd en/of gehinderd (door de snelheid van dat vaartuig te verhogen en/of niet met dat vaartuig te stoppen.);
2
zij op of omstreeks 14 september 2016, in elk geval in september 2016, op de Noordzee, (onder andere op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL), met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vissersvaartuig] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 16 van Verordening (EG) nr. 850/98, door voorzieningen aan het/de door hem gebruikte net(ten) aan te brengen die de mazen in enig deel van dat/die net(ten) konden versperren en/of de feitelijke afmetingen daarvan konden verkleinen, immers heeft hij, verdachte, gevist met 2, in elk geval een of meer (pulswing) sleepnet(ten) (met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 79,0 millimeter en 79,6 millimeter), waarbij in de oorspronkelijke kuilen van dat/die net(ten)(telkens) een binnenkuil, met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 50,2 millimeter en 49,6 millimeter, in elk geval met een kleinere maaswijdte dan die van het/de oorspronkelijke net(ten), was aangebracht.

3.De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De economische politierechter is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen en aan verdachte kunnen worden toegerekend. Voor wat betreft feit 1 gaat het dan om hetgeen ten laste is gelegd onder het primaire gedeelte. Mocht de economische politierechter van oordeel zijn dat de kapitein, medeverdachte, zelf niet de hinder heeft veroorzaakt, dan kan de economische politierechter hetgeen ten laste is gelegd via het subsidiaire gedeelte toerekenen aan de rechtspersoon.
Het gaat zowel bij feit 1 als bij feit 2 om ernstige inbreuken in de zin van de toepasselijke regelgeving. De officier van justitie vindt dat er sprake is van misdrijven, de feiten zijn opzettelijk gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is aangevoerd dat niet opzettelijk geprobeerd is de inspecteurs te ontlopen. Het schip heeft vaart gemaakt, omdat er zand in de netten was gekomen en dit door vaart te maken uit de netten kon worden gespoeld. In de hectiek is niet gehoord dat er via de marifoon een oproep werd gedaan, en ook de schijnwerper is niet gezien.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de economische politierechter
Dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd kan op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangenomen en wordt door de verdachte ook niet betwist. Verdachte had er daarom belang bij om betrapping op die overtreding te voorkomen. Daarvoor is niet noodzakelijk dat het schip de motorboot van de NVWA blijvend kan ontlopen, maar is voldoende dat er tijd zou kunnen worden gewonnen, om de illegale voorzieningen weg te werken. Dat de motorboot van de NVWA sneller is dan het schip van verdachte en dus op enig moment het schip zou inhalen is dus op zichzelf niet voldoende om onaannemelijk te maken dat verdachte gepoogd heeft door vaart te maken te verhinderen dat de inspecteurs aan boord zouden komen.
Dat de bemanning noch de marifoonoproepen noch de schijnwerper is opgevallen acht de economische politierechter niet aannemelijk. De marifoon moet zodanig zijn afgesteld dat ten alle tijde deze kan worden gehoord. Het ging immers om oproepen over marifoonkanaal 16, het nood-, spoed-, veiligheid- en oproepkanaal op zee. De verbalisanten hebben bovendien gerelateerd dat zij, toen zij met de schijnwerper op de brug schenen, gezien hebben dat zich daar iemand bevond en die persoon moet dan ook het schijnwerperlicht hebben gezien.
Verdachte is als de reder daarvoor verantwoordelijk.

5.Bewezenverklaring

De economische politierechter acht bewezen dat verdachte:
1.
op 14 september 2016, in elk geval in september 2016, op de Noordzee, op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vissersvaartuig] , niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 75, eerste lid van Verordening (EG) nr. 1224/2009, door niet voor een veilige toegang tot dat vaartuig te waarborgen van de functionarissen en de functionarissen te hinderen tijdens hun werkzaamheden, immers heeft zij, verdachte, aan 3 toezichthouders, te weten [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] het ter controle aan boord gaan en betreden van dat vaartuig gehinderd door de snelheid van dat vaartuig te verhogen en niet met dat vaartuig te stoppen;
2.
op 14 september 2016, op de Noordzee, op of nabij de positie 51.38.3 NB - 002.59.9 OL, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig [vissersvaartuig] , opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 16 van Verordening (EG) nr. 850/98, door voorzieningen aan de door hem gebruikte netten aan te brengen die de mazen in enig deel van die netten konden versperren en de feitelijke afmetingen daarvan konden verkleinen, immers heeft zij, verdachte, gevist met 2, pulswing sleepnetten (met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 79,0 millimeter en 79,6 millimeter), waarbij in de oorspronkelijke kuilen van die net(ten) (telkens) een binnenkuil, met een maaswijdte van respectievelijk ongeveer 50,2 millimeter en 49,6 millimeter, was aangebracht.

6.Het bewijs

De economische politierechter grondt zijn beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de economische politierechter gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van de verdediging

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van de tenlastegelegde feiten een geldboete van EUR 3000,00.
9.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de (financiële) gevolgen van deze zaak enorm zijn geweest voor verdachte en heeft daarom verzocht de zaak via artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht af te doen en aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen.
De vangst van de visreis is (in de zaak van de medeverdachte) inbeslaggenomen en op de afslag verkocht. De opbrengst daarvan was EUR 39.080,63. Daarnaast heeft verdachte strafpunten ontvangen voor het hinderen van de controle, te weten: 7, en het vissen met binnenkuilen, te weten: 4. Het gevolg hiervan is geweest dat de visvergunning voor de duur van twee maanden is geschorst. Voor verdachte heeft dit betekend dat de kotter twee maanden aan de ketting heeft gelegen. De schade die dit tot gevolg heeft gehad is door een expert begroot op EUR 317.205,- (de inbeslaggenomen vis ad. EUR 39.080,63 is in het voornoemde bedrag verdisconteerd).
Daarnaast dient de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak tot strafvermindering te leiden.
9.3
Het oordeel van de economische politierechter
9.3.1
Geen straf of maatregel
Het overtreden van de regels die er toe strekken te voorkomen dat meer of kleinere vissen worden gevangen is een ernstig vergrijp. Die regels beogen de visstand te bewaren. Bovendien wordt daardoor de concurrentie vervalst. Dat daarnaast ook geprobeerd is de ontdekking van die overtreding te verheimelijken door de controle te bemoeilijken maakt de zaak alleen maar nog ernstiger. Dergelijke overtredingen, indien opzettelijk gepleegd verdienen een financiële sanctie. Aan de andere kant moet de economische politierechter rekening houden met de financiële gevolgen die deze zaak al voor de verdachte heeft gehad.
De vangst met een waarde van ruim € 39.000,00 is in beslag genomen en zal in de zaak van de medeverdachte, waarin vandaag eveneens vonnis wordt gewezen, verbeurd worden verklaard. Daarnaast heeft verdachte als gevolg van deze zaak enige tijd niet kunnen vissen, waardoor zij eveneens aanzienlijk financieel nadeel heeft gelden. Verdachte heeft, naar zij heeft verklaard mede daardoor het visserijbedrijf opgegeven. In die omstandigheden ziet de economische politierechter geen meerwaarde in het opleggen van een additionele sanctie. De verdachte zal worden schuldig verklaard, zonder oplegging van straf of maatregel.
De economische politierechter stelt vast dat de redelijke termijn met ruim een jaar is overschreden. Nu geen straf of maatregel wordt opgelegd volstaat de economische politierechter met die vaststelling.

10.Beslissing

De economische politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, opzettelijk door een rechtspersoon begaan, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.H. Marcus, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2019.