In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in Spanje, en de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De eiser ontving voorheen kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), maar deze uitkering is door verweerder beëindigd met ingang van het eerste kwartaal van 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet verzekerd is voor de AKW, omdat hij niet in Nederland woont of werkt. De rechtbank oordeelt dat de eerdere verzekering van eiser niet relevant is, aangezien de AKW een risicoverzekering is en het recht op kinderbijslag eindigt wanneer iemand niet meer als verzekerde wordt beschouwd.
De rechtbank heeft ook de internationale regelgeving, zoals Verordening (EG) nr. 883/2004 en Richtlijn 2004/38/EG, in overweging genomen. Eiser kan geen aanspraak maken op kinderbijslag op basis van deze regelingen, omdat zijn kinderen niet in een EU-lidstaat wonen. De rechtbank concludeert dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag, en dat er geen sprake is van discriminatie of schending van het vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat het primaire besluit niet is herroepen.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag en de toepassing van internationale verdragen in relatie tot sociale zekerheid. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld en de beslissing is op dezelfde dag bekendgemaakt. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.