ECLI:NL:RBAMS:2019:9747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
AMS 19/4150
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vrijwillige verzekering AOW door SVB wegens te late indiening

Op 9 april 2019 heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de aanvraag van [eiser] om een vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen. De SVB verklaarde op 5 juli 2019 het bezwaar van [eiser] ongegrond, waarna [eiser] beroep instelde. De zaak werd behandeld op de zitting van 20 december 2019, waar partijen zich afmeldden. De rechtbank deed onmiddellijk uitspraak na de zitting.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. [eiser] was op 3 oktober 2017 in Thailand gaan werken, waardoor zijn verplichte AOW-verzekering eindigde. Hij diende op 15 februari 2019 een aanvraag in voor de vrijwillige verzekering, maar de SVB wees deze af omdat deze niet tijdig was ingediend. Volgens artikel 36 van de AOW moet een aanvraag binnen een jaar na beëindiging van de verplichte verzekering worden ingediend. De rechtbank oordeelde dat [eiser] zijn aanvraag niet tijdig had ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen.

Eiser stelde dat hij eerder, op 12 augustus en 2 oktober 2018, digitaal om toelating tot de vrijwillige verzekering had gevraagd, maar dat deze aanvragen door systeemfouten niet waren ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende had aangetoond dat zijn aanvragen daadwerkelijk waren verzonden. De rechtbank concludeerde dat de SVB terecht had geweigerd om [eiser] toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de AOW, en dat het beroep ongegrond was. Eiser had geen recht op vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4150
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] in Thailand, eiser,

en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. I. Pieterse).

Procesverloop

Op 9 april 2019 heeft de Svb de aanvraag van [eiser] om een vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.
Op 5 juli 2019 heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft daartegen beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 december 2019. Partijen hebben zich afgemeld voor deze zitting.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. [eiser] is op 3 oktober 2017 in Thailand gaan werken. Vanaf dat moment is de verplichte AOW-verzekering beëindigd. Op 15 februari 2019 heeft hij een aanvraag om toelating tot de vrijwillige verzekering voor de AOW gedaan. De SVB heeft de aanvraag afgewezen, omdat het niet tijdig is ingediend.
3. In artikel 36 van de AOW staat dat een aanvraag om toelating tot de vrijwillige verzekering moet worden ingediend binnen een jaar na de beëindiging van de verplichte verzekering. Dit is dwingende wetgeving die de SVB moet toepassen en de rechtbank ook. Dit betekent dat eiser uiterlijk 3 oktober 2018 een aanvraag om toelating tot de vrijwillige verzekering moest indienen. Alleen in bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.
4. De rechtbank stelt vast dat [eiser] zijn aanvraag niet tijdig heeft ingediend. De vraag die voorligt is of sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het [eiser] niet kan worden tegengeworpen dat zijn aanvraag niet tijdig is ingediend. Volgens het beleid van de SVB, wordt de te late indiening verschoonbaar geacht als de belanghebbende door een hem niet toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen of als de belanghebbende onbekend was met een mogelijk recht op pensioen of uitkering en die onbekendheid verschoonbaar was. [1]
5. [eiser] geeft aan dat hij eerder, op 12 augustus 2018 en op 2 oktober 2018, digitaal om toelating tot de vrijwillige verzekering voor de AOW heeft gevraagd. Wegens systeemfouten zijn de aanvragen niet binnengekomen bij de SVB. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst [eiser] naar zijn gebruikersgeschiedenis van DigiD.
6. Indien een betrokkene er voor kiest een bericht elektronisch te verzenden komen de risico’s daarvan voor zijn risico. Door enkel te verwijzen naar zijn gebruikersgeschiedenis van DigiD, het inloggen op 12 augustus 2018 en 2 oktober 2018 op de website van de SVB, heeft eiser de verzending van zijn aanvraag onvoldoende aannemelijk gemaakt.
7. Bij deze stand van zaken is geen sprake van zodanig bijzondere omstandigheden waaruit blijkt dat [eiser] zijn aanvraag niet tijdig heeft ingediend als gevolg van omstandigheden die buiten zijn invloedsfeer lagen. [2]
8. Het voorgaande betekent dat de SVB terecht en overeenkomstig zijn beleid heeft geweigerd om [eiser] toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de AOW.
9. Het beroep is dus ongegrond. Dat betekent dat de SVB het door [eiser] betaalde griffierecht niet hoeft te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gayir, griffier, op 20 december 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Beleidsregels SB1044 en SB1071.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 augustus 2011, ECLI:CRVB:2011:BR7009.