In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren met het Syndroom van Down. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) betrokken is. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], is op 5 april 2019 voorlopig onder toezicht gesteld en is sindsdien in een pleeggezin geplaatst. De ouders van [minderjarige] zijn [moeder] en [vader], die beiden zorgen hebben geuit over de situatie van hun kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de ouders, met name over de psychische gesteldheid van de moeder en de dominante opstelling van de vader. Tijdens de zitting is het verzoek van de GI om de uithuisplaatsing te verlengen besproken, waarbij de noodzaak van de verlenging werd onderbouwd door de zorgen over de veiligheid en de zorgbehoefte van [minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten de uithuisplaatsing te verlengen tot 18 april 2020, met de nadruk op het belang van omgang tussen [minderjarige] en haar moeder, en later ook met de vader. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep. De ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking binnen drie maanden na de uitspraak.