Op 16 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk verkopen van heroïne. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat in het voorjaar van 2018 begon, gericht op een verdachte die handelde in verdovende middelen. Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat de verdachte deel uitmaakte van een netwerk dat actief was in de handel in heroïne, waarbij gebruik werd gemaakt van een dealtelefoon die door meerdere personen werd gebruikt. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend dat hij betrokken was bij de handel in heroïne en dat hij gedurende de ten laste gelegde periode actief was als dealer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven, specifiek de handel in heroïne. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan acht maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De verdediging pleitte voor een mildere straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook een proeftijd van twee jaar opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de handel in harddrugs en de impact daarvan op de samenleving.