ECLI:NL:RBAMS:2019:9973

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
13/654054-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk vervoeren van cocaïne met een bewezen hoeveelheid van 1,13 kilo

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van cocaïne. De zaak kwam voor de rechtbank op 25 oktober 2019, na een onderzoek ter terechtzitting op 11 oktober 2019. De officier van justitie, mr. S.H.S. Ayre, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.J.W. Tijkotte, vrijspraak bepleitte wegens het ontbreken van opzet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 juli 2019 in Amsterdam opzettelijk 1,13 kilo cocaïne heeft vervoerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de algemene ervaringsregel dat een bestuurder van een auto geacht wordt bekend te zijn met de voorwerpen die zich in de auto bevinden. De verdachte ontkende echter kennis te hebben van de cocaïne in de auto, maar de rechtbank vond zijn verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op het vervoeren in vereniging met anderen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het inbeslaggenomen geldbedrag van €2.445,00 verbeurd. De inbeslaggenomen personenauto werd bewaard ten behoeve van de rechthebbende, terwijl de zaktelefoon aan de verdachte werd teruggegeven, omdat niet was vastgesteld dat deze was gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654054-19
Datum uitspraak: 25 oktober 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een (nog) onbekende grote hoeveelheid cocaïne , althans 3,40 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materieel bevattende cocaïne heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van opzet. Niet kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte ervan op de hoogte was dat zich in de door hem bestuurde personenauto blokken cocaïne bevonden. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat enkel het vervoeren van
een hoeveelheidcocaïne bewezen kan worden verklaard. Aangezien niet van alle blokken monsters zijn genomen, staat niet met voldoende zekerheid vast dat alle drie de blokken cocaïne bevatten. Daarnaast zijn de blokken niet afzonderlijk gewogen waardoor de hoeveelheid evenmin is vastgesteld.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne heeft vervoerd. Om het bestanddeel ‘opzettelijk’ te kunnen bewijzen, is vereist dat verdachte op enige manier wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de harddrugs in de auto die hij bestuurde. In de rechtspraak wordt de algemene ervaringsregel gehanteerd dat een bestuurder van een auto, in beginsel, geacht wordt bekend te zijn met de voorwerpen die in die auto aanwezig zijn.
Verdachte heeft ontkend dat hij wist dat zich cocaïne in de auto bevond. Volgens verdachte zou hij enkel de auto van een kennis naar Abcoude brengen in verband met de verkoop van deze auto. Vooropgesteld wordt dat het niet voor de hand ligt dat iemand een volstrekt onwetende derde op pad stuurt met een auto met daarin een forse hoeveelheid cocaïne.
Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de gang van zaken voorafgaand aan zijn aanhouding niet geloofwaardig. Verdachte heeft geen concrete details genoemd over voor wie hij de auto naar Abcoude moest brengen en evenmin heeft hij verklaard waar hij de auto dan precies naartoe zou brengen, zodat zijn verklaring op dit punt op geen enkele wijze te verifiëren valt. Daar komt bij dat verdachte wisselend heeft verklaard. Aanvankelijk heeft hij verklaard bij het Hampton by Hilton Hotel te zijn gestopt omdat hij gebruik wilde maken van het toilet. Deze verklaring acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk aangezien uit het dossier blijkt dat verdachte zich ten minste drie uur heeft opgehouden bij het Hampton by Hilton Hotel. Dit past niet bij het door verdachte geschetste scenario dat hij enkel van het toilet gebruik wilde maken. Daarmee ter zitting geconfronteerd, heeft verdachte verklaard dat hij al bijna in Abcoude was en dat hij daarna weer terug naar het hotel is gereden omdat er nog een stofzuiger in de auto lag. Bovendien hebben medewerkers van het hotel verklaard dat verdachte enkel heeft gevraagd om koffie, en niet naar het toilet heeft gevraagd. Evenmin heeft verdachte verklaard over het gegeven dat hij samen met een andere persoon door de politie gezien is en dat is waargenomen dat zij contact met elkaar maakten.
De verklaring van verdachte wordt terzijde geschoven zodat de rechtbank, gelet op de hierboven besproken algemene ervaringsregel, er vanuit gaat dat verdachte wel wetenschap had van het aanwezig zijn van cocaïne in de auto. Het verweer wordt verworpen.
Hoeveelheid cocaïne
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of vastgesteld kan worden dat de in de auto aangetroffen cocaïne een hoeveelheid van 3,40 kilo betreft. Uit het dossier blijkt dat slechts één van de twee groene blokken is getest en gewogen. Het tweede groene blok en het grijze blok zijn niet getest. Evenmin is het verpakkingsmateriaal van deze blokken verwijderd waardoor de blokken niet met elkaar vergeleken kunnen worden. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het tweede groene blok en het grijze blok ook cocaïne bevatten. Het enkele gegeven dat één van de blokken met hetzelfde groene materiaal was verpakt, is onvoldoende om aan te nemen dat dit blok eveneens cocaïne betreft. Het verweer slaagt.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat enkel een hoeveelheid van 1,13 kilo cocaïne kan worden bewezen.
Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte de cocaïne tezamen en in vereniging met een ander heeft vervoerd. De rechtbank spreekt verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrij.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 3 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk 1,13 kilo cocaïne heeft vervoerd.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot oplegging van straf komt, heeft de raadsman verzocht om bij de straftoemeting uit te gaan van een hoeveelheid van 1,13 kilo cocaïne, ervan uitgaande dat alle drie de plakken gelijk waren van gewicht.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid van ruim 1,13 kilo cocaïne. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan de handel in verdovende middelen. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor de strafoplegging voor het vervoeren van 500-1000 gram harddrugs als uitgangspunt een gevangenisstraf van 4 maanden. Voor het vervoeren van 1000-1500 gram harddrugs geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank het vervoeren van een minder grote hoeveelheid cocaïne bewezen acht.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de beslaglijst de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Geld euro 2.445,00
17 x 5; 11 x 10; 45 x 50 euro
2. AUDI A4 kleur grijs (5773132)
1
STK Personenauto [kenteken]
3. 1.00 STK Zaktelefoon BQ (5773443)
9.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het inbeslaggenomen geldbedrag, de personenauto en de zaktelefoon verbeurd verklaard dienen te worden.
9.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen personenauto op het standpunt gesteld dat deze dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag en de zaktelefoon heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze voorwerpen teruggegeven dienen te worden aan verdachte.
9.3
Oordeel van de rechtbank
Inbeslaggenomen geldbedrag
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag dient te worden verbeurdverklaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat de cocaïnehandel vaak gepaard gaat met het voorhanden hebben van grote geldbedragen. Gelet hierop neemt de rechtbank aan het geldbedrag geheel dan wel grotendeels uit de baten van een strafbaar feit zijn verkregen.
Inbeslaggenomen personenauto
Aangezien niet vaststaat dat de inbeslaggenomen personenauto eigendom is van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de auto bewaart dient te worden ten behoeve van de rechthebbende.
Inbeslaggenomen zaktelefoon
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen zaktelefoon teruggegeven dient te worden aan verdachte. De zaktelefoon is niet onderzocht zodat niet is vastgesteld dat deze gebruikt is bij het plegen van een strafbaar feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijke handendelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. Geld euro 2.445,00
17 x 5; 11 x 10; 45 x 50 euro
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1.00 STK Personenauto [kenteken]
AUDI A4 kleur grijs (5773132)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
3. 1.00 STK Zaktelefoon BQ (5773443)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en P.L.C.M. Ficq, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 oktober 2019.