Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Bewezenverklaring
5.Motivering van de straf
6.Toepasselijke wettelijke voorschriften
7.Beslissing
50 (vijftig) maanden.
Rechtbank Amsterdam
Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen, waaronder MDMA en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 tot en met 16 augustus 2019 betrokken was bij de verkoop, aflevering en het vervoer van aanzienlijke hoeveelheden drugs. De verdachte werd op 16 augustus 2019 aangehouden in een pand in Diemen, waar grote hoeveelheden verdovende middelen werden aangetroffen. De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen geconcludeerd dat de verdachte op verschillende momenten in het pand aanwezig was en actief betrokken was bij het verpakken en vervoeren van de drugs.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de hoeveelheid verdovende middelen een zwaardere straf rechtvaardigden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftig maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat er geen recidivegrond meer aanwezig was. Daarnaast is een geldbedrag van 1.435 euro dat onder de verdachte in beslag was genomen, aan hem teruggegeven, omdat er geen relatie kon worden vastgesteld met het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.