ECLI:NL:RBAMS:2020:1060

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
678642 / FA RK 20-242
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1987 in Ethiopië. De rechtbank heeft deze beschikking verleend naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, dat op 20 januari 2020 is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de rechtbank de betrokkene, haar advocaat mr. J.G.L. Dorrestein, de behandelend psychiater A.H. Heck en een tolk heeft gehoord. De betrokkene heeft verklaard dat ze zich moe voelt en last heeft van bijwerkingen van medicatie, maar dat het beter gaat dan voor haar opname. De advocaat heeft bezwaar gemaakt tegen bepaalde vormen van verplichte zorg, zoals het controleren op middelenmisbruik en het beperken van bezoek. De behandelend psychiater heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en dat er geen ziektebesef is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie, insluiten en toezicht. De rechtbank heeft de verzoeken van de betrokkene en haar advocaat afgewezen waar het gaat om minder ingrijpende alternatieven. De beschikking is mondeling gegeven door rechter I.M. Nusselder en schriftelijk uitgewerkt op 20 februari 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 678642 / FA RK 20-242
kenmerk: OMZ398699
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 30 januari 2020van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Ethiopië),
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.G.L. Dorrestein, waarnemend voor mr. S. Burmeister.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 20 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de aanvulling op het verzoekschrift van 27 januari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 13 januari 2020;
  • het zorgplan inclusief de bijlagen d.d. 9 januari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
  • de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging.
  • een uittreksel uit het in artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde curateleregister;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 30 januari 2020, op de locatie Arkin, locatie [adres] te Amsterdam.
1.3.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- advocaat van betrokkene, mr. J.G.L. Dorrestein;
- behandelend psychiater, de heer A.H. Heck;
- de heer D. Habtab, tolk in de Tingrinya taal.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is
.

2.De standpunten

2.1.
Betrokkene heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat ze erg moe is en last heeft van bijwerkingen van de medicijnen. Ze vindt het leven erg moeilijk op dit moment. Het gaat nu wel stukken beter, dan voorafgaand aan haar opname. Zij wil graag haar vrijheid terug.
De advocaat van betrokkene verzet zich tegen de vorm van verplichte zorg met betrekking tot het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen nu er geen sprake is van middelenmisbruik. Ook ziet de advocaat geen noodzaak voor het toewijzen van de vorm van verplichte zorg met betrekking tot het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek. Namens betrokkene voert zij voorts aan dat zij graag met ontslag wil en benieuwd is wanneer de (mogelijke) ontslagdatum is.
2.2.
De behandelend psychiater heeft ter zitting verklaard dat bij betrokkene sprake is van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Er is geen sprake van ziektebesef en inzicht. Voorts is meer tijd nodig om betrokkene klinisch op medicatie in te stellen en haar te stabiliseren. Wat betreft de noodzaak van bepaalde vormen van verplichte zorg verklaart de behandelend psychiater dat beperking van de bewegingsvrijheid niet nodig is. Er is ook geen sprake van middelenmisbruik geweest in het verleden en daarom wordt onderzoek van de verblijfsruimte op gedrag beïnvloedende middelen en controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen niet nodig geacht.
De overige vormen van verplichte zorg, te weten toedienen van vocht, voeding en medicatie, het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, insluiten, uitoefenen van toezicht op betrokkene, onderzoek aan kleding of lichaam, aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, beperken van het recht op het ontvangen van bezoek en opnemen in een accommodatie, acht de behandelend psychiater wel noodzakelijk, met name op de momenten dat bij betrokkene (opnieuw) sprake zou zijn van een terugval.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland is op 30 december 2019 op grond van artikel 27 lid 1 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) een machtiging verleend tot voortzetting van de inbewaringstelling van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Met ingang van 1 januari 2020 is de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in werking getreden. Daarmee is de Wet bopz vervallen. Op grond van artikel 15:1 lid 4 Wvggz dient de krachtens artikel 27 lid 1 Wet bopz afgegeven voorzetting van de inbewaringstelling voor de toepassing van hoofdstuk 7, paragraaf 6 van de Wvggz te worden aangemerkt als een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
3.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type.
3.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
  • maatschappelijke teloorgang;
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • het oproepen van agressie door hinderlijk gedrag van betrokkene.
3.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
3.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en de mededelingen gedaan tijdens de mondelinge behandeling en bestaan uit:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie gedurende zes maanden;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene gedurende zes maanden;
  • onderzoek aan kleding of lichaam gedurende zes maanden;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen gedurende één maand;
  • opnemen in een accommodatie gedurende zes maanden.
3.6.
De in het zorgplan genoemde zorg zal naar het oordeel van de rechtbank echter het ernstig nadeel niet kunnen wegnemen. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat er een andere vorm van verplichte zorg dient te worden verleend, te weten insluiten gedurende zes maanden en het beperken van het bezoek gedurende één maand
.De rechtbank bepaalt dat het zorgplan dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd. Gebleken is dat betrokkene in het geval van decompenseren zeer verward gedrag laat zien zich in tijden van decompensatie inlaat met verkeerde personen die van negatieve invloed op betrokkene zijn.
3.7.
De rechtbank zal de verplichte zorg in de vorm van beperken van de bewegingsvrijheid niet toewijzen, omdat bij betrokkene geen sprake is geweest of sprake zal zijn van fixatie. Ook zal de rechtbank de verplichte zorg in de vorm van het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening niet toewijzen, nu niet is gebleken dat betrokkene zich hiertegen verzet. Zij heeft altijd meegewerkt aan controles.
3.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.9.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.10.
Hetgeen namens/door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
3.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Ethiopië), inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie gedurende zes maanden;
  • insluiten gedurende zes maanden;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene gedurende zes maanden;
  • onderzoek aan kleding of lichaam gedurende zes maanden;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen gedurende één maand;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek gedurende één maand;
  • opnemen in een accommodatie gedurende zes maanden.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 30 juli 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 30 januari 2020 mondeling gegeven door mr. I.M. Nusselder, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J.M. Vos als griffier en op 20 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.