ECLI:NL:RBAMS:2020:1065
Rechtbank Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke geschil over naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser, wonende te Amstelveen, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 7 mei 2019 aan de eiser is opgelegd. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van de eiser tegen deze naheffingsaanslag ongegrond verklaard in een uitspraak op bezwaar van 10 juni 2019. Hierop heeft de eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 14 februari 2020 was de eiser niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd door mr. B. Brekveld. De rechtbank heeft aan het eind van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat op de plek waar de auto van de eiser stilstond, betaald parkeren geldt. De eiser hoeft niet te betalen als het gaat om onmiddellijk in- of uitstappen van personen, maar de bewijslast om dit aannemelijk te maken ligt bij de eiser. De rechtbank heeft op basis van de foto’s vastgesteld dat niet kan worden aangetoond dat er sprake was van onmiddellijk in- of uitstappen van personen. Daarom is de naheffingsaanslag terecht opgelegd en is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. J.T. Kruis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam. Indien hoger beroep wordt ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.