In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 19 juni 2019 door de heffingsambtenaar is opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar dit bezwaar werd op 15 juli 2019 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 14 februari 2020 was eiseres aanwezig, terwijl de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door mr. B. Brekveld. De rechtbank heeft aan het eind van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg de heffingsambtenaar wel op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,- te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiseres geen parkeerbelasting had betaald, ondanks dat de locatieaanduiding in de naheffingsaanslag niet volledig correct was.
De rechtbank merkte op dat de heffingsambtenaar onzorgvuldig had gehandeld door niet tijdig de gevraagde foto’s te verstrekken aan eiseres, wat haar in eerste instantie in verwarring had gebracht over de locatie van de auto. Desondanks was eiseres niet benadeeld, omdat alle relevante informatie tijdens de zitting was besproken. De rechtbank besloot dat de heffingsambtenaar het griffierecht moest vergoeden, omdat eiseres dit had moeten betalen om de benodigde informatie te verkrijgen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen proceskosten waren gemaakt.