ECLI:NL:RBAMS:2020:1069
Rechtbank Amsterdam
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Parkeerbelasting en beroep op overmacht in noodsituatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag was opgelegd op 5 juni 2019, omdat de auto van eiser op dat moment geparkeerd stond zonder dat daarvoor parkeerbelasting was betaald. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 5 juli 2019. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 14 februari 2020 heeft eiser verklaard dat hij in een noodsituatie verkeerde toen hij de auto parkeerde. Hij had een hond aangereden en was uit de auto gestapt om de eigenaar van de hond te ondersteunen. Eiser stelde dat hij slechts tien minuten had geparkeerd om de eigenaar te helpen en dat hij in die situatie niet in staat was om parkeergeld te betalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van overmacht. De rechtbank benadrukte dat overmacht alleen kan worden aangenomen in situaties waarin iemand absoluut verhinderd is om te betalen. In dit geval was eiser, vanaf het moment dat hij zijn auto parkeerde, feitelijk en fysiek in staat om parkeergeld te betalen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag.
De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.T. Kruis, in aanwezigheid van griffier mr. L.C. Trommel. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.