ECLI:NL:RBAMS:2020:1078

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
AMS 19/2564
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en de objectieve belastingheffing in bestuursrechtelijke context

Op 14 maart 2019 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan eiseres. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft dit bezwaar op 29 april 2019 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de Rechtbank Amsterdam. De zaak is behandeld op 14 februari 2020, waarbij eiseres en de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. B. Brekveld, aanwezig waren. Aan het eind van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. In de overwegingen van de uitspraak benadrukt de rechtbank dat parkeerbelasting een objectieve belasting is. Dit houdt in dat de feitelijke situatie bepalend is voor de vraag of de belasting verschuldigd is. In dit geval stond de auto van eiseres op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was, en eiseres had de verschuldigde belasting niet betaald. De rechtbank constateert dat de bezoekersvergunning pas na de constatering door de scanauto geldig was, waardoor de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank kan geen rekening houden met de omstandigheden van eiseres, zoals haar poging om de vergunning op het kenteken van de leenauto te zetten, omdat het tijdsverloop tussen het parkeren en de omzetting van de vergunning te lang was.

De uitspraak is gedaan door mr. J.T. Kruis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2564
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Op 14 maart 2019 heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd. In de uitspraak op bezwaar van 29 april 2019 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 februari 2020. Eiseres was aanwezig. De heffingsambtenaar was aanwezig in de persoon van mr. B. Brekveld.
Aan het eind van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het uitgangspunt is dat parkeerbelasting een objectieve belasting is. Er wordt gekeken naar de feitelijke situatie, dat wil zeggen of de auto op een plek stond waar betaald moest worden, en of er parkeerbelasting was betaald, of niet. En als niet betaald is, of er dan een parkeervergunning is.
3. Er is geen discussie over het feit dat de auto met [kenteken] op 11 maart 2019 geparkeerd stond op een plaats en tijdstip waarvoor parkeerbelasting verschuldigd is. Ook is niet in geschil dat eiseres de verschuldigde parkeerbelasting niet heeft voldaan door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur en dat er op dat moment geen geldige parkeervergunning was.
4. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in principe terecht is opgelegd. Dat het een objectieve belasting is, betekent dat er geen rekening kan worden gehouden met verdere omstandigheden van eiseres. De rechtbank begrijpt dat eiseres meteen na thuiskomst via de computer de bewonersvergunning heeft geprobeerd op het kenteken van de leenauto te zetten. Dat is niet gelukt. De rechtbank stelt vast dat de bezoekersvergunning vanaf 17:24 uur op kenteken van de leenauto is gezet. De auto stond om ongeveer half 5 al op de parkeerplek. Op het moment van constatering door de scanauto om 17:00 uur was de bezoekersvergunning dus nog niet geldig. Eiseres had in dit geval parkeergeld moeten betalen. Het tijdsverloop tussen het parkeren en de omzetting van de bezoekersvergunning op het kenteken van de leenauto is te lang. In het algemeen wordt slechts een korte tijd gegund om parkeergeld te betalen. Met de omstandigheid dat eiseres eerder dan om 17:24 uur heeft geprobeerd het kenteken van de leenauto op één van haar vergunningen te zetten kan geen rekening worden gehouden. Uit de toepassing van de regels volgt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank kan geen coulance toepassen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T. Kruis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier, op 14 februari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.