In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en twee gedaagden, die betrokken waren bij een plofkraak op geldautomaten. De gedaagden hebben op 19 februari 2015 in 's-Hertogenbosch een plofkraak gepleegd, waarbij twee geldautomaten met explosief materiaal zijn verwoest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die ING heeft geleden als gevolg van deze plofkraak. ING had de gedaagden eerder schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de schade en vorderde een schadevergoeding van € 25.000, te vermeerderen met rente en kosten.
De rechtbank heeft de eisvermeerdering van ING toegestaan, ondanks verweer van gedaagde 2, die stelde dat de eisvermeerdering in strijd was met de goede procesorde. De kantonrechter oordeelde dat de eisvermeerdering niet onterecht was en dat ING voldoende had onderbouwd dat de gevorderde kosten voor haar rekening waren gekomen. De rechtbank heeft de vordering van ING in zijn geheel toegewezen, inclusief de wettelijke rente, en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. De totale schadevergoeding die aan ING werd toegewezen, bedroeg € 25.000, met een veroordeling tot betaling van de proceskosten van € 1.553,11.
De uitspraak benadrukt de aansprakelijkheid van gedaagden voor de schade die zij hebben veroorzaakt door onrechtmatig handelen, en bevestigt dat de schadevergoeding ook kan worden toegewezen aan een partij die niet de eigenaar is van de beschadigde goederen, mits deze partij de schade daadwerkelijk heeft geleden.