ECLI:NL:RBAMS:2020:1172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7596
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken beroepsgronden in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser had een beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente inzake de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeente had in een besluit op bezwaar van 21 november 2018 eiser drie uur en een kwartier huishoudelijke hulp per week toegekend. Eiser was het hier niet mee eens en had de procedure gestart, waarbij hij aanvankelijk werd bijgestaan door een advocaat.

Tijdens de procedure heeft de gemeente op 12 juli 2019 een nieuw besluit genomen, waarin eiser een persoonsgebonden budget (pgb) van € 56,55 per week voor huishoudelijke hulp werd toegekend voor de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2022. De rechtbank heeft op 11 februari 2020 zitting gehouden, maar eiser is niet verschenen. De gemeente was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft eiser voorafgaand aan de zitting in de gelegenheid gesteld om beroepsgronden in te dienen, maar eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij geen beroepsgronden heeft ingediend en het daardoor niet duidelijk is waarom hij het niet eens is met het nieuwe besluit van de gemeente. De rechtbank heeft verder bepaald dat, ondanks de niet-ontvankelijkheid, eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht van € 46,-, omdat de gemeente naar aanleiding van de beroepsprocedure een gunstiger besluit heeft genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/7596

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder (hierna: de gemeente)
(gemachtigde: mr. J.C. Smit)

Conclusie

1. De rechtbank behandelt eisers zaak niet inhoudelijk, omdat eiser niet heeft aangegeven waarom hij het niet eens is met het (nieuwe) besluit van de gemeente. Als de rechtbank om deze reden een zaak inhoudelijk niet behandelt, dan is de juridische term wat de betreft de uitkomst van de rechtszaak dat het beroep
niet-ontvankelijkis. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

2.1.
Eiser heeft medische klachten, waardoor hij zich minder goed kan redden in het dagelijks leven. Eiser heeft daarom bij de gemeente huishoudelijke hulp aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo). De gemeente heeft aan eiser in het besluit op bezwaar van 21 november 2018 huishoudelijke hulp toegekend voor drie uur en een kwartier per week. Omdat eiser het hier niet mee eens was, is hij deze procedure bij de rechtbank gestart. Tijdens het eerste deel van de procedure, waarin eiser een advocaat had, is aangevoerd dat de gemeente eiser te weinig uur aan huishoudelijke hulp toekende. Naar aanleiding van die argumenten heeft de gemeente op 12 juli 2019 een nieuw besluit op bezwaar genomen, dat de gemeente op 19 juli 2019 heeft gecorrigeerd. In dit nieuwe besluit op bezwaar heeft de gemeente beslist dat eiser over de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2022 een persoonsgebonden budget (pgb) krijgt van € 56,55 per week voor huishoudelijke hulp.
2.2.
Als de gemeente tijdens een procedure bij de rechtbank, een nieuw besluit neemt is het beroep van eiser automatisch gericht tegen dit nieuwe besluit (tenzij in het nieuwe besluit volledig tegemoet wordt gekomen aan de beroepsgronden). [1] In deze zaak kijkt de rechtbank dus naar het nieuwe besluit van 12 juli 2019. De rechtbank heeft zitting in deze zaak gehouden op 11 februari 2020. Eiser is, hoewel goed uitgenodigd, niet verschenen op de zitting. De gemeente heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Waarom verklaart de rechtbank eisers beroep niet-ontvankelijk?
3.1.
De rechtbank behandelt een zaak alleen inhoudelijk, als aan bepaalde formele vereisten is voldaan. Een van die vereisten is dat de indiener van het beroep moet aangeven waarom hij het niet eens is met een besluit van de gemeente. Als niet duidelijk is waarom iemand het niet eens is met een besluit van de gemeente, kan de rechtbank de zaak immers niet beoordelen.
3.2.
Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft de gemeente uitgelegd dat de cliëntondersteuner van eiser - tijdens de onderhandelingen met zijn toenmalige advocaat - heeft aangegeven dat eiser akkoord was met het nieuwe besluit van de gemeente. De rechtbank heeft een paar weken voor de zitting telefonisch contact opgenomen met eiser om uit te leggen dat niet duidelijk is waarom eiser het niet eens is met het nieuwe besluit van de gemeente. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om voor de zitting alsnog beroepsgronden in te dienen. Eiser heeft dit niet gedaan en is ook niet op de zitting verschenen. Omdat eiser geen beroepsgronden heeft ingediend en daardoor niet duidelijk is waarom eiser het niet eens is met het nieuwe besluit van de gemeente, verklaart de rechtbank zijn beroep niet-ontvankelijk.

Krijgt eiser de kosten van deze procedure vergoed?

4. Hoewel de rechtbank eisers beroep inhoudelijk niet behandelt, heeft hij in dit geval wel recht op een vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor deze procedure. De gemeente nam immers naar aanleiding van de door eiser gestarte beroepsprocedure, alsnog een nieuw besluit dat gunstiger is voor eiser. De rechtbank bepaalt daarom dat de gemeente aan eiser het griffierecht dat hij betaalde voor deze procedure (€ 46,-) vergoedt. De gemeente gaf op de zitting al aan dat het griffierecht aan eiser zal worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
- draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Teggelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2020.
griffier
rechter

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Burgers kunnen ook digitaal hoger beroep instellen (www.rechtspraak.nl).
Als hoger beroep is ingesteld, kunnen partijen bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening. [2] Aan het instellen van hoger beroep en het indienen van een voorlopige voorziening zijn kosten verbonden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). Het beroep tegen het eerste besluit is niet-ontvankelijk, omdat er een nieuw besluit is.
2.Dit betekent dat de hoger beroepsrechter een voorlopige uitspraak kan doen, als partijen de uitkomst van de procedure in hoger beroep niet kunt afwachten vanwege een spoedeisend belang.