ECLI:NL:RBAMS:2020:1289

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
C/13 / 676174 / FA RK 19/7501
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ

Op 6 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging. De officier van justitie diende op 2 december 2019 een verzoek in met betrekking tot een betrokkene, geboren in 1961, die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis en recentelijk is gediagnosticeerd met borstkanker. Tijdens de mondelinge behandeling was de betrokkene niet aanwezig, maar haar psychiater, mevrouw N. Silvester, was wel aanwezig en lichtte de situatie toe. De psychiater verklaarde dat de betrokkene stabiel leek, maar dat er een risico op suïcidaliteit bestond, vooral gezien de recente diagnose en de noodzaak voor chemotherapie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich alleen onder druk van een voorwaardelijke machtiging aan de zorg houdt. De rechtbank oordeelde dat er gevaar bestond voor de betrokkene en dat een voorwaardelijke machtiging noodzakelijk was om dit gevaar af te wenden. De rechtbank verleende de voorwaardelijke machtiging voor de duur van zes maanden, met de bepaling dat de betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar volgens het overgelegde behandelingsplan. Deze beschikking is gegeven door rechter J.H.J. Evers, in tegenwoordigheid van griffier G.P. Menkveld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13 / 676174 / FA RK 19/7501
kenmerk: 1082633
Beschikking van 6 februari 2020 betreffende voorwaardelijke machtiging
De officier van justitie heeft op 2 december 2019 een verzoek ingediend tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging met betrekking tot:
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een op 19 november 2019 ondertekende verklaring van W.M. Rouwenhorst, psychiater, als bedoeld in artikel 14a lid 4 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Voorts is kennisgenomen van een behandelingsplan, als bedoeld in artikel 14a lid 5 van de Wet BOPZ.
Het verzoek is behandeld op de mondelinge behandeling van 6 februari 2020.
Gehoord en/of aanwezig zijn: betrokkene;
raadsvrouw betrokkene, mr. E.F. de Wit te Amsterdam;
de behandelend psychiater, mevrouw N. Silvester.

1.De beoordeling

Uit de overgelegde stukken, de gehouden verhoren en de verkregen inlichtingen is het volgende gebleken.
Betrokkene is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Zij is per gewone en aangetekende post opgeroepen voor de zitting, en dus behoorlijk opgeroepen. De psychiater licht toe dat betrokkene op de hoogte is van de zitting. Bij betrokkene is borstkanker geconstateerd. Betrokkene heeft hiervoor vandaag een afspraak in het ziekenhuis en kan daarom niet aanwezig zijn.
De psychiater verklaart dat bij betrokkene sprake is van een schizoaffectieve stoornis. Zij is laatstelijk in juli 2019 gedecompenseerd. De kans hierop blijft bestaan ondanks intensivering van ambulante zorg. Na de laatste opname is zij zonder medicatie met ontslag gegaan. Ten aanzien van de stoornis lijkt betrokkene nu stabiel. Wel heeft betrokkene te kampen met een ernstige depressie. Hiermee bestaat het risico op suïcidaliteit. Betrokkene accepteert zorg alleen onder druk van een voorwaardelijke machtiging. Zij houdt zich aan de gestelde voorwaarden maar verzet zich tegen het nieuwe verzoek. Tot slot verklaart de psychiater dat chemotherapie de kans op psychisch ontregeling vergroot en daarmee het risico blijft bestaan dat betrokkene opnieuw decompenseert. Gelet op de vorige psychische episode is het gewenst om adequaat in te kunnen grijpen. Een voorwaardelijke machtiging voorziet daarin.
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Betrokkene heeft een stoornis van de geestvermogens. Door deze stoornis is er sprake van gevaar, namelijk gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen en gevaar dat betrokkene zichzelf ernstig zal verwaarlozen, welk gevaar slechts buiten een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting, kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
Het overgelegde behandelingsplan is na overleg met betrokkene opgesteld door de behandelaar. De rechtbank is van oordeel, nu betrokkene het behandelingsplan weliswaar niet heeft ondertekend maar wel in de praktijk heeft laten zien de voorwaarden zoals opgenomen in het behandelingsplan na te komen, dat redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zoals neergelegd in het behandelingsplan zal naleven. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat betrokkene zich in een vrijwilliger kader, dus zonder machtiging, aan die voorwaarden zal houden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het bepaalde in de artikelen 8, 9, 14a en 14c van de Wet BOPZ.

2.De beslissing

De rechtbank:
verleenteen voorwaardelijke machtiging met betrekking tot betrokkene voor de duur van zes maanden;
bepaaltdat betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het overgelegde behandelingsplan, waarvan een kopie aan deze beschikking is gehecht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, rechter, in tegenwoordigheid van G.P. Menkveld griffier, op 6 februari 2020.