ECLI:NL:RBAMS:2020:1360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 899
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging noodopvang gezinnen te Amsterdam

Op 4 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening voor een gezin dat in noodopvang verbleef. Verzoekers, een man en een vrouw met kinderen, hadden bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat de noodopvang per 13 februari 2020 zou worden beëindigd. De verzoekers hadden zich op 6 januari 2020 gemeld bij het Centraal Meldpunt Dakloze Gezinnen, nadat zij hun onderhuurwoning moesten verlaten. Verweerder bood hen crisisopvang aan, maar beëindigde deze omdat verzoekers geen gebruik wilden maken van een terugkeerregeling naar hun land van herkomst.

Tijdens de zitting op 26 februari 2020, waarbij verzoekers werden bijgestaan door hun gemachtigde, werd duidelijk dat de man al tien jaar in Nederland verblijft en rechtmatig verblijf heeft. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet redelijk was om van verzoekers te verlangen dat zij meewerkten aan hun terugkeer, gezien hun geldige verblijfstitel. De voorzieningenrechter besloot het bestreden besluit te schorsen, waardoor verzoekers tot de beslissing op bezwaar gebruik konden blijven maken van de noodopvang.

Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 1.050,-, en moest het betaalde griffierecht van € 48,- vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2020, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/899

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2020 in de zaak tussen

[verzoekers] , te Amsterdam, verzoekers,

(gemachtigde: mr. S. Rahimzadeh),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoekers meegedeeld dat de noodopvang wordt beëindigd op 13 februari 2020.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2020. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door mr. S. Karami, kantoorgenoot van de gemachtigde. Ook was aanwezig [de persoon 1] tolk [taal] . Verweerder heeft zich, zoals tevoren aangekondigd, niet laten vertegenwoordigen.
Verzoekers worden verder ook aangeduid als de man en de vrouw.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Anders dan op de zitting is meegedeeld, doet de voorzieningenrechter eerder uitspraak.
Het besluit
2. Verzoekers en hun kinderen hebben zich op 6 januari 2020 gemeld bij het Centraal Meldpunt Dakloze Gezinnen. Zij verbleven in onderhuur in een woning aan de [adres] te Amsterdam, maar zij hebben die woning noodgedwongen eind december 2019 moeten verlaten. Omdat zij geen alternatieve woonruimte meer hadden, hebben zij zich gemeld met het verzoek gebruik te mogen maken van [locatie] . Verweerder heeft hen toen onderdak geboden in de crisisopvang met als aanbod hen te ondersteunen bij de voorbereiding voor de terugkeer naar [land] , waar zij tot voor kort verbleven. Zolang die voorbereiding duurt, kan gebruik worden gemaakt van de [locatie] , aldus het bestreden besluit. Omdat verzoekers de GGD hebben laten weten geen gebruik te willen maken van de terugkeerregeling, heeft verweerder de crisisopvang beëindigd. Verzoekers hebben op dit moment nog onderdak in de [locatie] en mogen daar blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter [1] .
Beoordeling door de voorzieningenrechter
3.1
Uit het formulier ”Screening MO Gezinnen” van 14 januari 2020 en wat op de zitting met verzoekers is besproken leidt de voorzieningenrechter het volgende af. De man ( [verzoekers] ) is in 2010 vanuit Italië naar Nederland gekomen en heeft sinds zijn komst naar Nederland in souvenirwinkels gewerkt. Op dit moment verdient de man ongeveer € 1.200,- per maand. De man staat inmiddels acht jaar ingeschreven bij Woningnet. Sinds zijn binnenkomst in Nederland heeft hij zelf in onderdak voorzien. Hij huurde tot aan mei 2019 een kamer. De vrouw [verzoekers] ) en de kinderen ( [de persoon 2] , de zoon en [de persoon 3] , de dochter) verblijven sinds juni 2019 in Nederland. Zij konden toen verblijven op de [adres] te Amsterdam in de woning van een kennis, die enige tijd naar Engeland ging. De zoon gaat naar het [school 1] en de dochter naar de [school 2] . Zowel de man als de vrouw hebben hier rechtmatig verblijf. De woning aan de [adres] hebben zij moeten verlaten omdat een verzoek om huisbewaring door de verhuurder [2] is afgewezen.
3.2
De man is geadresseerde van het bestreden besluit. De zinssnede in het besluit: “met als aanbod u te ondersteunen bij uw terugkeer naar [land] , waar u tot voor kort verbleef” kan niet slaan op de man. De man verblijft immers zo’n tien jaar in Nederland. Uit het bestreden besluit blijkt voorts dat de noodopvang per 13 februari 2020 wordt beëindigd omdat geen gebruik wordt gemaakt van de terugkeerregeling. De voorzieningenrechter vraagt zich af of van de man en de vrouw gevergd kan worden om mee te werken aan hun terugkeer. Zij beschikken immers over een geldige verblijfstitel. Ook op de constatering in het verweerschrift dat het gezin naar Nederland is gehaald zonder dat voor adequaat onderdak was gezorgd, valt het nodige af te dingen. Immers, er was onderdak op de [adres] op het moment dat het gezin overkwam. Al met al zit er licht tussen wat in het formulier staat en wat er in het besluit staat. Dit is mogelijk in bezwaar goed te repareren, maar de voorzieningenrechter wil in dit geval dit niet in het nadeel van verzoekers laten uitvallen. Zij hebben nu nog onderdak en hun belang weegt zwaarder dan het belang van verweerder de opvang te beëindigen.
3.3
De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit totdat verweerder een beslissing op het bezwaar heeft genomen. Dit betekent dat verzoekers tot die tijd gebruik kunnen blijven maken van de [locatie] .
4. De voorzieningenrechter rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Als aan verzoekers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
5. Verder moet verweerder verzoekers het door hun betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de mail van verweerder van 12 februari 2020.
2.Zie de brief van Stadgenoot van 18 juli 2019.