ECLI:NL:RBAMS:2020:1397

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
C/13/679444 / KG ZA 20-117
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruglevering van aandelen en schorsing van ontslagbesluit in kort geding

In deze zaak, die op 3 maart 2020 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde eiseres, een besloten vennootschap, de teruglevering van aandelen in een andere vennootschap, waarvan zij 50% van de aandelen bezat. De eiseres stelde dat de gedaagden, waaronder de andere aandeelhouder en de vennootschap zelf, hun contractuele verplichtingen niet waren nagekomen door de aandelen niet terug te leveren na een schriftelijk verzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden in verzuim waren en dat de gemaakte afspraken in de Aandelenovereenkomst duidelijk waren. De rechter wees de vordering tot teruglevering van de aandelen toe, met de bepaling dat de gedaagden binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis volledige medewerking moesten verlenen aan de levering van de aandelen.

Daarnaast was er een geschil over de schorsing van de eiseres als bestuurder van de vennootschap. De voorzieningenrechter oordeelde dat het ontslagbesluit, dat op 10 februari 2020 was genomen, vernietigbaar was omdat het was genomen op een moment dat de gedaagden al in verzuim waren. De rechter schorste het ontslagbesluit en bepaalde dat de eiseres als statutair directeur moest worden ingeschreven in het handelsregister totdat in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit was beslist. De rechter wees ook een vordering tot doorbetaling van salaris aan de eiser toe, omdat de arbeidsovereenkomst naar alle waarschijnlijkheid nog steeds van kracht was.

In reconventie vorderden de gedaagden onder meer dat eiseres zou meewerken aan de overdracht van inloggegevens en wachtwoorden van verschillende accounts. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres in principe bereid was om mee te werken aan de overdracht, maar dat het opleggen van een dwangsom niet nodig was. De rechter wees de vordering tot overdracht van inlogcodes en wachtwoorden toe, maar wees andere vorderingen in reconventie af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/679444 / KG ZA 20-117 HH/MAH
Vonnis in kort geding van 3 maart 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie bij dagvaarding van 10 februari 2020 en akte wijziging eis van 17 februari 2020,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.M. Noordzij te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3] B.V.,
alle gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie bij akte van 17 februari 2020,
advocaat mr. B.W. Brouwer te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook [eiser] c.s. en gedaagden ook [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 18 februari 2020 waren aanwezig:
- aan de zijde van [eiser] c.s.: [eiser] (namens zichzelf en als enig bestuurder/enig aandeelhouder van eiseres 1) met mr. L.M. Noordzij en mr. S. Yntema, en
- aan de zijde van [betrokkene gedaagde sub 2] c.s.: [betrokkene gedaagde sub 2] ((indirect) [functie] ; hierna: [betrokkene gedaagde sub 2] ), [medewerker gedaagde sub 2] ( [functie] van gedaagde 2, hierna [medewerker gedaagde sub 2] ), [medewerker 1] [functie] , hierna: [medewerker 1] ) en [medewerker 2] ( [functie] ; hierna: [medewerker 2] ), met mr. Brouwer en mr. A.G.S. Nass.
[betrokkene gedaagde sub 2] werd bijgestaan door V. Vinarskaja, tolk Russisch.
1.2.
[betrokkene gedaagde sub 2] c.s. heeft een conclusie van antwoord in conventie tevens houdende exceptie van onbevoegdheid en eis in reconventie ingediend. [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. heeft in conventie voor alle weren aangevoerd dat de voorzieningenrechter absoluut onbevoegd is om kennis te nemen van vordering V, omdat het de kantonrechter is die uitsluitend bevoegd is in arbeidszaken. De voorzieningenrechter heeft dat verweer ter zitting verworpen, omdat – kort gezegd – de voorzieningenrechter in kort geding naast de kantonrechter bevoegd is om in dergelijke zaken een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Namens [eiser] c.s. is de dagvaarding toegelicht en namens [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. de conclusie van eis in reconventie. Beide partijen hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de door de ander gevraagde voorzieningen en hebben stukken en een pleitnota in het geding gebracht.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is 100% aandeelhouder en enig bestuurder van eiseres 1, [eiseres] B.V. (hierna: [eiseres] ). [betrokkene gedaagde sub 2] is 100% aandeelhouder van gedaagde 2, [gedaagde sub 2] B.V. (hierna: [gedaagde sub 2] ). Zij was enig bestuurder van [gedaagde sub 2] tot 1 september 2017, toen [medewerker gedaagde sub 2] enig bestuurder werd.
2.2.
[eiser] en [betrokkene gedaagde sub 2] hadden vanaf de zomer van 2015 een affectieve relatie en ontwikkelden samen plannen om geld van [betrokkene gedaagde sub 2] in Nederlandse horeca te investeren. Toen de persoonlijke relatie begin 2017 eindigde, hebben zij de zakelijke relatie voortgezet. Zij besloten visrestaurants in Amsterdam te openen met de naam [X] . [eiser] ( [eiseres] ) zou het management doen.
2.3.
[eiser] en [betrokkene gedaagde sub 2] hebben in het kader van de samenwerking op 25 april 2017
de houdstervennootschap [gedaagde sub 1] B.V., gedaagde 1 ( [gedaagde sub 1] ), opgericht, waarin zij via hun eigen houdstervennootschappen [eiseres] en [gedaagde sub 2] ieder 50% van de aandelen gingen houden. Bestuurders waren [eiseres] en [gedaagde sub 2] .
2.4.
De statuten van [gedaagde sub 1] luiden voor zover relevant :

Artikel 12. Bestuur(…)
5. Een bestuurder wordt in de Algemene Vergadering waarin zijn schorsing of ontslag aan de orde komt in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden en zich daarbij door een raadsman te doen bijstaan.”…
(…)
Artikel 19. Besluitvorming buiten vergadering
1. Besluiten van Aandeelhouders (…) kunnen in plaats van in Algemene Vergaderingen ook Schriftelijk worden genomen, mits alle Vergadergerechtigden Schriftelijk met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd.
De bestuurders worden voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen.
(…)”
2.5.
Op 8 augustus 2017 is het eerste [X] restaurant geopend, op 15 juli 2018 het tweede en op 1 juli 2019 het derde restaurant. Voor de exploitatie zijn de vennootschappen [X] Restaurant Nr. 1 B.V., [X] Restaurant Nr. 2 B.V. en [X] Restaurant Nr. 3 B.V. opgericht ( [X] 1, 2 en 3).
2.6.
Bij e-mail van 2 december 2018, 11:40 uur, heeft [eiser] aan [betrokkene gedaagde sub 2] onder meer geschreven dat hij de zakenrelatie met haar wil stoppen, dat hij de [X] formule vanaf 3 december 2018 on line te koop zal zetten voor het geïnvesteerde bedrag van bijna € 2 miljoen, dat de opbrengst boven dat bedrag 50/50 zal worden verdeeld en dat hij [betrokkene gedaagde sub 2] niet wil zien of spreken totdat een en ander is afgerond.
2.7.
Het is niet tot verkoop gekomen. Op 2 januari 2019 hebben partijen [gedaagde sub 3] B.V. (gedaagde 3; hierna: [gedaagde sub 3] ) opgericht, waarin de medewerkers zijn ondergebracht. Er zijn thans 28 werknemers in dienst, waarvan er zeven fulltime werken. [gedaagde sub 1] is 100% aandeelhouder en enig bestuurder van [X] 1, 2 en 3 en van [gedaagde sub 3] .
2.8.
De aanvankelijk door [eiser] met [X] 1 gesloten arbeidsovereenkomst is op 1 juli 2019 omgezet naar een arbeidsovereenkomst met [gedaagde sub 3] , met als functie ‘ [functie] ’.
2.9.
Op 30 juli 2019 is door [gedaagde sub 1] , [eiser] (mede namens [eiseres] ) en [betrokkene gedaagde sub 2] (mede namens [gedaagde sub 2] ) een overeenkomst gesloten tot inkoop door [gedaagde sub 1] van de aandelen die [eiseres] hield (de Aandelenovereenkomst), welke inkoop dezelfde dag bij notariële akte is geëffectueerd.
In de overeenkomst is onder meer bepaald:
“IN AANMERKING NEMENDE DAT:
(A-D ….)
E. In verband met commercieel/strategische, zijn partijen overeengekomen dat tijdelijk de aandelen die [eiseres] B.V. houdt in de Vennootschap door de Vennootschap worden ingenomen en op eerste afroep van [eiser] / [eiseres] weer aan haar zullen worden uitgegeven onder dezelfde voorwaarden en condities van de inname;
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
1. (…)
2. Partijen verlenen hun medewerking bij de inname van de aandelen die [eiseres] B.V. in de Vennootschap houdt. De koopprijs zal €1,-. De akte is heden 30 juli 2019 ten overstaan van de notaris, gepasseerd.
3. Indien en zodra [eiser] schriftelijk aangeeft dat hij de aandelen in de Vennootschap wederom wil verkrijgen, zullen de Vennootschap en [betrokkene gedaagde sub 2] / [gedaagde sub 2] BV per direct, althans binnen uiterlijk 14 dagen na het schriftelijk bericht, volledige medewerking verlenen aan de verkoop van 50% van de aandelen in de Vennootschap aan [eiser] / [eiseres] .
4. [eiser] blijft via zijn vennootschap [eiseres] B.V. als bestuurder aan de Vennootschap verbonden en is gehouden om zijn werkzaamheden ten behoeve van de [X] zaken/vennootschappen voort te zetten totdat partijen bij deze overeenkomst anders beslissen dan wel totdat de [X] zaken/vennootschappen zijn verkocht danwel de investering die [betrokkene gedaagde sub 2] heeft gedaan van EUR 3.000.000,-- is terugbetaald.
5. [eiser] ontvangt, direct dan wel via zijn vennootschap [eiseres] B.V., een winstdeling en (50%) opbrengst hij verkoop als ware hij aandeelhouder, in het geval de Vennootschap, dan wel een van de werkmaatschappijen van [X] die daaronder vallen, worden vervreemd of verkocht. Deze aanspraak kan [eiser] ten gelde maken indien en zodra het geïnvesteerde bedrag door [betrokkene gedaagde sub 2] groot €3.000.000,-- aan haar is terugbetaald, dan wel is gerealiseerd door middel van winst in de Vennootschap, dan wel de daaronder hangende [X] vennootschap en/of verkoop daarvan. Met andere woorden zal de investering van €3.000.000,-- die door [betrokkene gedaagde sub 2] is gedaan eerst aan haar toekomen. Elke opbrengst of omzet door middel van bedrijfsactiviteiten of verkoop van de aandelen of onderneming, boven dat bedrag komt voor 50% aan [eiser] toe.
(6-9. …)”
2.10.
In augustus of september 2019 is [medewerker 1] in de onderneming gestart als operationeel manager van de [X] vestigingen.
2.11.
Op 14 oktober 2019 heeft [eiser] aan [X] BV een brief gestuurd, luidende:
“Ik ga akkoord met mijn ontslag bij [gedaagde sub 3] BV aan de [adres] , [vestigingsplaats 2] , per 14/12/2019
Met wederzijdse overeenstemming.”
2.12.
In een document van 1 november 2019 (de Managementovereenkomst) zijn door [betrokkene gedaagde sub 2] , [eiser] , [medewerker gedaagde sub 2] en [medewerker 1] een aantal ‘short term goals 2019’ afgesproken en de volgende taakverdeling binnen de ‘board of directors’ gemaakt:
- [betrokkene gedaagde sub 2] : partner and chairman of the project
- [eiser] : partner and CEO
- [medewerker 1] : operations manager
- [medewerker gedaagde sub 2] : finance manager.
In de aanhef is vermeld:
“The main objective of the company is to achieve steady monthly profits, working to establish a chain of international restaurants and famous Restaurant Brand, through this we can open other doors to collect profits by franchising the brand.”
2.13.
[X] 2 (Bistro) is op 12 januari 2020 door [betrokkene gedaagde sub 2] voor een week gesloten, vanwege technische problemen en uit veiligheidsoverwegingen.
2.14.
[eiser] heeft vanuit Egypte op 12 januari 2020 per WhatsApp aan [betrokkene gedaagde sub 2] bericht:
“Weet je wat ik haal mezelf uit alles
Ik blijf ook tijdje in Egypte
En ik weet niet wanneer kom ik terug
Je mag mij slaris stoppen
[ [betrokkene gedaagde sub 2] : Je kan beslissen]
Ik heb besloten
[ [betrokkene gedaagde sub 2] : Ik wil graag officieel ontvangen]
Wanneer je me 300K van [naam] betaald of deze zaak complete opgelost ontvang je van me
Voor nu ben ik in vakantie zonder salaris
Ook eigenaar van [X]
Je mag beslissen en laat me weten graag!”
2.15.
Op 17 januari 2020 heeft [betrokkene gedaagde sub 2] per e-mail aan [eiser] geschreven:
“(…) Je meldt je ziek en komt niet naar de zaken. We proberen de komende week om afspraken te maken.
Ik betaal salaris 4000 € voor einde volgde week.
Als medewerkers komen naar jou met vragen jij zegt ik ben ziek en ze moeten bedrijfsleider of mij bellen.”
2.16.
Mr. R. [betrokkene] , de advocaat van [gedaagde sub 1] , heeft tussen [eiser] en [betrokkene gedaagde sub 2] bemiddeld en 21 januari 2020 de volgende principe-afspraken vastgelegd
“die de komende dagen in contractvorm zullen worden opgesteld:
1. [eiser] [ [eiser] –vzr] treedt af als [functie] en medewerker van [X] .
2. [eiser] draagt alle gegevens met betrekking tot [X] Restaurants per direct over aan [betrokkene gedaagde sub 2] [ [betrokkene gedaagde sub 2] – vzr]
3. [eiser] zal zorgen voor een best mogelijke overdracht van zijn zaken als [functie] en zal al zijn medewerking daaraan verlenen.
4. [betrokkene gedaagde sub 2] zal via [gedaagde sub 2] BV over de maand januari het salaris van EUR 4.000,-- netto aan [eiser] voldoen.
5. Vanaf februari 2020 zal [eiser] elke maand EUR 4.000,-- netto ontvangen van [gedaagde sub 2] BV. De titel voor deze betaling zullen partijen nader met elkaar overeenkomen.
(6.-7. …)
8. Indien en zodra [gedaagde sub 1] BV winst maakt in de exploitatie van de [X] Restaurants heeft [eiser] recht op 30% van het deel dat aan [gedaagde sub 1] .
9. Indien en zodra [gedaagde sub 1] BV een of meer [X] Restaurants of de vennootschappen waarin die ondernemingen vallen, verkoopt heeft [eiser] aanspraak op 30% van de winst die aan [gedaagde sub 1] toekomt, met dien verstande dat deze aanspraak pas geldt vanaf een bedrag boven EUR 3.000.000,-- zijnde de investering die [betrokkene gedaagde sub 2] heeft gedaan in het [X] concept.
10. (…)
11. [eiser] doet onvoorwaardelijk afstand van aanspraken op aandelen in [gedaagde sub 1] BV.
12. Partijen beogen met deze afspraken hun geschil finaal op te lossen en verklaren met inachtneming van wat in deze afspraken is vastgelegd, over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben.”
2.17.
Vervolgens is onenigheid ontstaan over met name de nakoming door [eiser] van de afspraak over de overdracht van de gegevens met betrekking tot de restaurants. Op het verzoek van 21 januari 2020 van de zijde van [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. om bepaalde wachtwoorden en toegang tot de ING-rekeningen te verstrekken heeft [eiser] dezelfde dag geantwoord:
“Alle benoemd wachtwoorden zijn door Olga marketing per mail gestuurd op 03-12-
2019,deze wachtwoorden zijn NIET veranderd en zitten in excel file bij Olga marketing en operation.
Behalve google en Godady!
1- Google omdat ze hebben veel keer geprobeerd te inloggen met verkeerd password. google heeft de account geblokkeerd ik heb een email naar google gestuurd ( [betrokkene gedaagde sub 2] heeft screenshoot van) en ik heb google gebeld op de nummer die Olga marketing naar me heeft gestuurd en als het goed is krijg ik de nieuwe toegang morgen op de recovery email gestuurd.
2- Godady : deze moet officieel verkocht worden aan [betrokkene gedaagde sub 2] via Godady contract en duurt ongeveer 5 werkdagen voor de hele process.(vandaag heb ik deze met [betrokkene gedaagde sub 2] bij [betrokkene] [ [betrokkene] - vzr] besproken en uitgelegd)
Voor het rest Facbook,lnsta,etc.... alles in de file je kan hem terug bij bieden olga vinden.
Voor de banktoegang: gisteren en vandaag heb je normaal alle nodig betalingen voor
werk gedaan via me als we altijd normaal deden dus de banktoegang is geen reden op dit moment voor werk vertraging.
Zoals je weet Ik ben bijna klaar samen met [betrokkene gedaagde sub 2] regeling te treven , en ik ben abslouut beried om naar de ING te gaan om voor jou of voor [betrokkene gedaagde sub 2] de toegang te verlenen zodra dat ik met [betrokkene gedaagde sub 2] alles getekend heb.”
2.18.
Daarna is er nog verder heen en weer geschreven, waarbij van de zijde van [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. werd gezegd dat de wachtwoorden steeds opnieuw niet werkten en het verzoek om de goede wachtwoorden werd herhaald, waarop [eiser] telkens verklaarde dat hij alles had gegeven waarover hij beschikte, maar dat het wellicht niet werkte omdat wachtwoorden geblokkeerd kunnen worden als er vanaf nieuwe apparaten wordt ingelogd e.d.
2.19.
Bij e-mail van 22 januari 2020 heeft [betrokkene gedaagde sub 2] aan [eiser] en [betrokkene] geschreven dat er een volledig gebrek aan werkkapitaal is als gevolg van de niet-uitvoering van de begroting 2019, de daling van inkomsten en ernstige fouten in het management en marketing. Zij schrijft verder dat het gezien de crisissituatie noodzakelijk is dat [eiser] aftreedt als bestuurder en manager en dat zij zelf zo spoedig mogelijk de leiding van het bedrijf zal overnemen en nieuwe financiering aanvragen. [betrokkene gedaagde sub 2] heeft daarbij de principe-afspraken geannuleerd, omdat [eiser] naar haar mening zijn beloftes tot het verlenen van toegang tot de bankrekeningen en inlogcodes e.d. niet nakomt en “telkens met nieuwe (privé)vereisten” komt. Zij heeft hem aansprakelijk gesteld voor de schade en hem gesommeerd de toegang binnen 12 uur te verlenen.
2.20.
Daarop heeft mr. [betrokkene] dezelfde middag zijn bemiddeling gestaakt, waarna [eiser] die avond per e-mail aan onder meer [betrokkene gedaagde sub 2] en [betrokkene] heeft geantwoord:
- dat hij de codes wel degelijk heeft verstrekt en wel bij e-mail van 21 januari 2020,
- dat hij nog altijd bereid is verder te gaan op basis van de principe-afspraken,
- dat, als [betrokkene gedaagde sub 2] daartoe niet bereid is, hij op grond van de Aandelenovereenkomst en de Managementovereenkomst :
a. a) teruggave eist van zijn 50% aandelen in [gedaagde sub 1] via de notaris op uiterlijk maandag 25 januari 2020, en
b) als aandeelhouder en bestuurder van [X] BV heeft besloten om dinsdag 26 januari terug te keren naar [X] en deze volgens de overeenkomsten volledig te leiden.
2.21.
Op 24 januari 2020 is in een buitengewone aandeelhoudersvergadering van [gedaagde sub 1] , waarbij [betrokkene gedaagde sub 2] als [functie] en [medewerker gedaagde sub 2] als bestuurder aanwezig waren:
- [eiseres] (en haar [functie] [eiser] ) als [functie] van die vennootschap geschorst, in ieder geval voor de duur van het onderzoek dat is gestart naar de handelwijze van [eiser] als [functie] ; en
- [betrokkene gedaagde sub 2] benoemd als zelfstandig bevoegd bestuurder naast [medewerker gedaagde sub 2] .
Als gronden worden het disfunctioneren van [eiser] in de leiding over de restaurants genoemd en het niet (volledig) nakomen van de afspraken over het verstrekken van de inlogcodes etc, waardoor “de bedrijfsvoering direct in gevaar komt”.
2.22.
[eiser] heeft dit besluit op 25 januari 2020 ontvangen met een toelichtende brief van 24 januari 2020, ondertekend door [betrokkene gedaagde sub 2] en [medewerker gedaagde sub 2] , waarbij ook de resultaten van een intern onderzoek waren gevoegd. [eiser] heeft bij e-mail van dezelfde dag bezwaar gemaakt tegen de schorsing en heeft de verwijten aan zijn adres gemotiveerd betwist.
2.23.
Op 26 januari 2020 hebben [betrokkene gedaagde sub 2] en [eiser] weer gesproken over een minnelijke regeling. Vervolgens heeft mr. [betrokkene] aan hen op 27 januari 2020 een concept-vaststellingsovereenkomst gestuurd.
2.24.
Beide partijen hebben daarop per e-mail gereageerd en [betrokkene gedaagde sub 2] heeft bij e-mail van 28 januari 2020 laten weten dat zij niet akkoord is en de vaststellingsovereenkomst niet zal tekenen.
2.25.
Op 29 januari 2020 ontving [eiser] per mail van [medewerker gedaagde sub 2] een ondertekende versie van het aandeelhoudersbesluit van 24 januari 2020 en een KvK-uittreksel waarop nog slechts [gedaagde sub 2] als bestuurder van [gedaagde sub 1] was vermeld (en [eiseres] niet meer).
2.26.
Vervolgens heeft de advocaat van [eiser] c.s. bij e-mail van 29 januari 2020 aan [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. geschreven dat het schorsingsbesluit vernietigbaar is, [eiser] recht heeft op wedertewerkstelling als bestuurder én werknemer en dat de uitschrijving uit het handelsregister ongedaan moet worden gemaakt. Voorts is [gedaagde sub 1] gesommeerd om medewerking te verlenen aan het verzoek om conform artikel 3 van de Aandelenovereenkomst uiterlijk op 5 februari 2020 de 50% aandelen die door [gedaagde sub 1] zijn ingekocht tegen dezelfde voorwaarden terug te verkopen en leveren aan [eiseres] .
2.27.
De advocaat van [gedaagde sub 1] heeft daarop bij brief van 31 januari 2020
geantwoord dat het schorsingsbesluit wel van kracht is en hij heeft [eiser] onder meer
verweten dat hij medewerkers agressief benadert, hen (onjuiste) instructies geeft, hen bang maakt en dreigt met ontslag. Daarnaast zou [eiser] op 29 januari 2020
€ 7.000,- naar zichzelf hebben overgemaakt van de zakelijke bankrekening, terwijl hij niet meer gerechtigd is tot het doen van betalingen. Ten slotte is [eiser] gesommeerd om niet meer op de werkvloer te verschijnen en geen contact meer te hebben met bij [X] betrokken (rechts)personen.
2.28.
Bij brief van 6 februari 2020 heeft deze advocaat aan
de advocaat van [eiser] c.s.
- de sommaties en de aansprakelijkstelling herhaald en onderbouwd;
- aangekondigd dat [gedaagde sub 2] in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder in het kapitaal van [gedaagde sub 1] op maandag 10 februari 2020 om 10:00 uur buiten vergadering een besluit zal nemen tot het ontslag van [eiseres] als bestuurder wegens het structureel wanpresteren als manager en de moedwillig schadelijke gedragingen;
- [eiseres] in de gelegenheid gesteld om als bestuurder advies uit te brengen over het voorgenomen ontslag en “zich op deze vergadering te verantwoorden”;
- gesteld dat de aanspraak van [eiseres] op teruglevering van haar pakket aandelen in [gedaagde sub 1] gelet op de handelingen en de opstelling van [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
- gesteld dat de arbeidsovereenkomst van [eiser] met [gedaagde sub 3] op 14 oktober 2019 met wederzijds goedvinden is geëindigd en anders zal worden beëindigd door het ontslag van [eiseres] als bestuurder of door een ontslagprocedure bij de kantonrechter.
2.29.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 9 februari 2020 aan de advocaat van [betrokkene gedaagde sub 2] c.s.
- geschreven dat [eiseres] en hijzelf (de advocaat) die maandagochtend niet beschikbaar zijn en dat het voorgenomen ontslagbesluit op grond van artikel 12 lid 5 statuten vernietigbaar zal zijn, en
- verzocht om uitstel van de vergadering van aandeelhouders totdat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld over de verplichting tot teruglevering van de aandelen en over een te vorderen verbod tot het nemen van een ontslagbesluit.
2.30.
Bij aandeelhoudersbesluit buiten vergadering van 10 februari 2020 heeft [gedaagde sub 2] in haar hoedanigheid van enig aandeelhouder van [gedaagde sub 1] besloten om [eiseres] met onmiddellijke ingang te ontslaan als bestuurder van [gedaagde sub 1] .
2.31.
In een op verzoek van [gedaagde sub 2] op 13 februari 2020 door een accountant uitgebracht rapport staat welke verliezen (variërend van krap € 2 ton tot ruim € 4 ton per jaar per restaurant) de drie restaurants sinds hun oprichting hebben geleden, en dat [gedaagde sub 1] een negatief eigen vermogen heeft van ruim €1,8 miljoen en een schuld aan [gedaagde sub 2] van ruim € 3 miljoen. In het rapport worden de aandelen [gedaagde sub 1] gewaardeerd op € 1 per stuk.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] c.s. vordert na eiswijziging:
I. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te gebieden dat zij binnen 24 uur na betekening van het vonnis volledige medewerking verlenen aan levering door [gedaagde sub 1] aan [eiseres] van 9.000 aandelen in het kapitaal van [gedaagde sub 1] ,
genummerd 1 tot en met 9.000, ten titel van koop of uit hoofde van een andere titel of rechtsgrond, al dan niet tegen betaling van een koopsom van in totaal € 1,-, althans dat zij zorg dragen voor uitgifte van een zodanige hoeveelheid gewone aandelen tegen nominale waarde aan [eiseres] dat zij na die uitgifte houdster is van 50% van de aandelen in het kapitaal van [gedaagde sub 1] ;
II. [eiseres] te machtigen om, bij gebreke van nakoming van het onder I.
geformuleerde gebod binnen een week na betekening van het vonnis, de levering zelf te (doen) verrichten en te bepalen dat het vonnis de kracht zal hebben van de akte van levering, althans van uitgifte;
III. de besluiten van de algemene vergadering van [gedaagde sub 1] tot schorsing en (voor zover genomen) tot ontslag van [eiseres] als statutair bestuurder van [gedaagde sub 1] almede het besluit tot opzegging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] te schorsen, en mitsdien te gehengen en te gedogen dat [eiseres] als (niet geschorst) statutair directeur zal worden ingeschreven in het handelsregister, totdat in de binnen twee maanden na het vonnis, althans een in goede justitie te bepalen termijn, aanhangig te maken bodemprocedure op de rechtsgeldigheid van de genomen besluiten bij eindvonnis is beslist;
IV. [gedaagde sub 2] te verbieden nieuwe besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van [gedaagde sub 1] te nemen tot schorsing en ontslag van [eiseres] als bestuurder van [gedaagde sub 1] en tot opzegging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] zolang [eiseres] niet 50% van de aandelen [gedaagde sub 1] houdt;
V. [gedaagde sub 3] te veroordelen tot doorbetaling aan [eiser] van diens salaris vanaf januari 2020 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst op geldige wijze zal eindigen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van art. 7:625 BW en te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. gedaagden een dwangsom van € 25.000,- per overtreding van de onder I, III en IV omschreven verplichtingen op te leggen, te vermeerderen met € 2.500,- voor iedere dag (daaronder begrepen een deel van een dag) dat gedaagden nadien in gebreke blijven te voldoen aan de op te leggen verplichtingen, met een maximum van € 250.000,-;
VII. althans, subsidiair, zodanige voorzieningen te treffen, zoveel mogelijk in lijn met de gevorderde voorzieningen, die de voorzieningenrechter redelijk voorkomen;
VIII. gedaagden te veroordelen in de proceskosten, met wettelijke rente.
3.2.
[betrokkene gedaagde sub 2] c.s. voert, naast het onbevoegdheidsverweer waarop ter zitting al is beslist (zie 1.2), verweer tegen de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (deels voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[betrokkene gedaagde sub 2] c.s. vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. ieder van de gedaagden in reconventie, althans [eiser] , te bevelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom:
1) de aan de accounts e.d. van [X] gekoppelde telefoonnummers van [eiser] en/of [eiseres] B.V. om te zetten naar een door [gedaagde sub 1] aan te wijzen telefoonnummer,
2) alle toegangsgegevens (inloggegevens) met betrekking tot die accounts e.d. te verstrekken aan [gedaagde sub 1] ;
B. onder de voorwaarde dat vordering I in conventie wordt toegewezen: [eiseres] B.V. te veroordelen tot overdracht van de aandelen aan [gedaagde sub 1] of een derde, ten titel van beheer, op straffe van een dwangsom;
C. onder de voorwaarde dat vordering II in conventie wordt toegewezen:
[eiseres] 3 maanden te schorsen als bestuurder van [gedaagde sub 1] ; en
D. [eiser] c.s. te veroordelen in de proceskosten in reconventie.
4.2.
[eiser] c.s. voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Teruglevering aandelen aan [eiseres]

5.1.
Uit Artikel 3 van de Aandelenovereenkomst (zie 2.9) volgt dat indien [eiser] schriftelijk aangeeft dat hij wenst dat hij de aandelen wederom wil verkrijgen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] direct, maar uiterlijk binnen 14 dagen, medewerking moeten
verlenen aan verkoop van 50% van de aandelen in [gedaagde sub 1] aan [eiser] / [eiseres] . De considerans bepaalt onder E. dat dit dient te gebeuren onder “dezelfde voorwaarden en condities van de inname”, dat wil zeggen tegen betaling van een totaalbedrag van €1, -.
[eiser] heeft dit schriftelijk verzoek op 22 januari 2020 gedaan, zodat [eiseres] uiterlijk op 5 februari 2020 weer in het bezit van haar aandelenpakket had moeten zijn.
5.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ontkennen op zichzelf niet het bestaan van deze afspraak waarbij [eiseres] haar aandelenpakket weer krijgt, maar hebben aangevoerd dat het beroep daarop in de gegeven omstandigheden en gelet op het handelen van [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, omdat:
- de teruglevering [eiseres] financieel niets zal opleveren, omdat een derde partij waarmee hij een geschil heeft daar ongetwijfeld direct beslag op zal leggen en de aandelen bovendien niets waard zijn;
- teruglevering [eiseres] ook uit oogpunt van zeggenschap niets zal opleveren: het aandelenbelang van [eiseres] zal namelijk spoedig na teruglevering zeer sterk verwateren omdat [betrokkene gedaagde sub 2] alleen bereid zal zijn tot noodfinanciering (om het omvallen van de onderneming te voorkomen) via emissie van aandelen; na de eerste emissieronde zal [gedaagde sub 2] de meerderheid in de aandeelhoudersvergadering (hierna AvA) hebben en [eiseres] zonodig alsnog ontslaan als bestuurder;
- teruglevering voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] schadelijk zou zijn, omdat er meteen een impasse in de AvA zal ontstaan;
- [eiseres] de onderneming niet wil voortzetten, maar herhaaldelijk heeft gemeld deze te willen verkopen; de onderneming is echter onverkoopbaar, omdat deze verliesgevend is terwijl een schuld van € 3,2 miljoen zal moeten worden afgelost; en
het onwaarschijnlijk is dat [eiseres] de aandelen in een bodemprocedure zal
terugkrijgen, omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met succes een tegenvordering tot
uitstoting op grond van artikel 2:336 Burgerlijk Wetboek (BW) zullen instellen.
Volgens [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dienen de belangen van de vennootschap en de
onderneming in deze omstandigheden zwaarder te wegen dan die van [eiser] / [eiseres] .
5.3.
Dit verweer gaat niet op. De gemaakte afspraak in de Aandelenovereenkomst laat aan duidelijkheid niets te wensen over en wordt ook niet betwist. Een belangenafweging is dan ook niet aan de orde en met de aangevoerde omstandigheden wordt de hoge lat van ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ niet gehaald. Naar aanleiding van het beroep op artikel 2:336 lid 1 BW wordt nog opgemerkt, dat het nog maar zeer de vraag is of de bodemrechter dat beroep zal honoreren, nu [eiser] c.s. gemotiveerd heeft betwist dat [eiseres] als aandeelhouder door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt of heeft geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld en dat hij zijn aandelen moet overdragen aan [gedaagde sub 2] .
5.4.
Aangezien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dus ten onrechte niet aan hun contractuele verplichting hebben voldaan, waren zij met ingang van 6 februari 2020 in verzuim. Vordering I in conventie zal daarom worden toegewezen, als hieronder bepaald.
5.5.
[eiser] vordert machtiging om, bij gebreke van nakoming van het onder I.
geformuleerde gebod, de levering zelf te (doen) verrichten en te bepalen dat het vonnis de kracht zal hebben van de akte van levering, althans van uitgifte.
De in art. 3:300 BW neergelegde bevoegdheid van de rechter betreft een discretionaire bevoegdheid. Uit de parlementaire geschiedenis (TM,
Parl. Gesch. BW Boek 3, p. 899) volgt dat de rechter deze bevoegdheid met voorzichtigheid moet hanteren. Deze voorzichtigheid brengt allereerst met zich dat de gehoudenheid om een rechtshandeling te verrichten vast moet komen te staan, maar ook dat de inhoud van de rechtshandeling met voldoende mate van nauwkeurigheid moet worden vastgesteld. De gehoudenheid staat in dit geval voldoende vast. De inhoud van de rechtshandeling is echter niet in voldoende mate van nauwkeurigheid vast te stellen, temeer nu gevorderd wordt dat het vonnis de kracht heeft van een akte van levering, althans van uitgifte. [gedaagde sub 1] heeft de aandelen ingekocht en thans is voor de voorzieningenrechter niet helder of die aandelen aan [eiseres] (terug)geleverd kunnen worden of dat sprake is van een emissie van aandelen door [gedaagde sub 1] . De vordering onder I zal dan ook in de ruime formulering worden toegewezen, waarbij het aan [gedaagde sub 1] en de notaris die de akte zal moeten passeren zal zijn om de juiste juridische titel te bepalen waarmee [eiseres] weer in het bezit van zijn aandelenpakket wordt gesteld, althans een pakket dat de helft van het uitstaande aandelenkapitaal vertegenwoordigd.
5.6.
De vordering onder II zal dan ook worden afgewezen. Door - als ook gevorderd - een dwangsom te verbinden aan de vordering onder I kunnen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gedwongen worden mee te werken aan de notariële levering/uitgifte aan [eiseres] van de ingekochte aandelen in de juiste juridische vorm.
Schorsing besluiten tot schorsing en ontslag [eiseres]
5.7.
Het besluit van 10 februari 2020 om [eiseres] te ontslaan als bestuurder van [gedaagde sub 1] is genomen op een moment dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] al in verzuim waren (zie 5.4). [eiseres] had op dat moment in het bezit van 50% van de aandelen moeten zijn, waarna het ontslagbesluit ongetwijfeld niet was genomen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] maakten dus misbruik van hun eigen wanprestatie en handelden aldus in strijd met de artikelen 2:8 en 3:13 BW. Ook zijn bij de besluitvorming de artikelen 12 lid 5 en 19 lid 1 van de statuten (zie 2.4) niet in acht genomen. Het ontslagbesluit is daarom op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a en/of b BW vernietigbaar. Voorshands is aannemelijk dat het in een bodemprocedure niet in stand zal blijven.
5.8.
Vordering III zal daarom ten aanzien van het besluit tot ontslag van [eiseres] als bestuurder van [gedaagde sub 1] worden toegewezen.
5.9.
Met betrekking tot het besluit van 24 januari 2020 tot schorsing van [eiseres] als bestuurder van [gedaagde sub 1] ligt het anders. Op het moment dat dat besluit werd genomen, was [gedaagde sub 2] enig aandeelhouder en kon zij wat dat betreft het besluit nemen. De procedurele voorschriften van artikel 2:224 lid 2 en 3 BW en van artikel 12 lid 5 van de statuten zijn echter geschonden, zodat het schorsingsbesluit in een bodemprocedure vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW.
5.10.
De vraag is vervolgens of het gewenst is om het schorsingsbesluit in dit kort geding te schorsen. Vanwege de evident verstoorde verhoudingen tussen [eiser] enerzijds en [betrokkene gedaagde sub 2] , [medewerker gedaagde sub 2] , [medewerker 1] en [medewerker 2] anderzijds is uiterst aannemelijk dat een terugkeer van [eiser] in de [X] vestigingen niet zal gaan werken. Daarbij weegt mee dat [eiser] meerdere malen (in december 2018 (zie 2.6), oktober 2019 (zie 2.11) en januari 2020 (zie 2.14)) heeft laten weten dat hij met zijn zakelijke relatie met [betrokkene gedaagde sub 2] en dus zijn betrokkenheid bij [X] wil stoppen. [eiser] en [betrokkene gedaagde sub 2] hebben daartoe in januari 2020 ook principe afspraken gemaakt (zie 2.16). Ook is ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat het in het belang van de onderneming is dat [betrokkene gedaagde sub 2] , als investeerder van meer dan € 3.000.000,- alleen, dus zonder [eiser] als CEO, aan het roer staat en zelf op de gang van zaken in de onderneming kan toezien en zo nodig kan handelen, teneinde ook de continuïteit van de onderneming en haar werknemers zeker te stellen. Duidelijk is geworden dat indien [eiser] terugkeert op de werkvloer er twee kapiteins op het “ [X] schip” zullen zijn en dat is er één teveel. Nu [betrokkene gedaagde sub 2] het vertrouwen geniet van [medewerker gedaagde sub 2] , [medewerker 1] en [medewerker 2] ligt het voor de hand om [eiser] (op dit moment) niet op de werkvloer en in het bestuur van [gedaagde sub 1] te laten terugkeren, hoezeer hij juridisch ook in zijn gelijk zou staan. Dat zal zich dan mogelijk in een bodemprocedure in schadevergoeding kunnen vertalen. Om deze redenen zal het besluit tot schorsing van [eiseres] , hoewel het (mogelijk) vernietigbaar is (zie 5.9), niet worden geschorst en vordering III zal dus in zoverre worden afgewezen.
5.11.
Voor zover vordering III ziet op de arbeidsovereenkomst met [eiser] , wordt deze afgewezen op de gronden vermeld onder 5.13 hierna.
Verbod nieuwe schorsings- en ontslagbesluiten
5.12.
Uit hetgeen onder 5.7 is overwogen volgt dat vordering IV, voor zover het betreft het verbod voor [gedaagde sub 2] om nieuwe besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van [gedaagde sub 1] te nemen tot ontslag van [eiseres] als bestuurder van [gedaagde sub 1] zolang [eiseres] niet 50% van de aandelen [gedaagde sub 1] houdt, eveneens toewijsbaar is. Voor het besluit tot schorsing van [eiseres] is een dergelijk verbod niet nodig, omdat dat besluit om de in 5.10 vermelde redenen in dit kort geding niet geschorst zal worden.
5.13.
Niet [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] , maar [gedaagde sub 3] is partij in de arbeidsovereenkomst met [eiser] (zie hierna). Voor zover vordering IV op die arbeidsovereenkomst ziet, wordt zij daarom afgewezen.
Doorbetaling salaris
5.14.
Voor de vordering tot doorbetaling van het salaris van [eiser] is van belang of de arbeidsovereenkomst ook daadwerkelijk per 14 december 2019 is beëindigd, zoals [gedaagde sub 3] stelt en [eiser] betwist. [eiser] heeft bij brief van 14 oktober 2019 ingestemd met zijn ontslag per 14 december 2019 als directeur in dienst van [gedaagde sub 3] . Uit de stukken blijkt dat partijen vervolgens op 1 november 2019 een Managementovereenkomst hebben gesloten (zie 2.12). Aan [eiser] zijn in die Managementovereenkomst opnieuw taken toebedeeld, waaronder “the right to make the final decision, management and signature of the company” en “general control over all sub-departments”. Zijn functie werd aangeduid als “general director (owner)”.
Niet betwist is dat [eiser] ook na 14 december 2019 werkzaamheden voor de onderneming is blijven verrichten en tijdens feestdagen gewerkt heeft in de vestigingen van [X] . Het standpunt van [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. dat dat als onbezoldigd CEO was, wordt niet gevolgd. Temeer nu niet is gebleken dat in de aard van de werkzaamheden voor en na 14 december 2019 enige wijziging is opgetreden.
Het is aannemelijk dat de kantonrechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat de arbeidsovereenkomst na 14 december 2019 is doorgelopen. Aanwijzingen daarvoor zijn dat er in december 2019 geen eindafrekening is gemaakt, dat [eiser] over januari 2020 salaris heeft ontvangen (zie 2.15), en dat [gedaagde sub 3] op een werkgeversverklaring van 1 december 2019 heeft aangekruist dat [eiser] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had of in vaste dienst was, terwijl bij de vraag “Zijn er voornemens het dienstverband binnenkort te beëindigen?” is aangekruist het vakje “nee”. Het standpunt van [gedaagde sub 3] dat omdat [eiser] op 14 oktober 2019 zelf ontslag had genomen zij dit vakje niet met “ja” hoefde aan te kruisen is daarvoor onvoldoende. Dit nog los van de vraag of het [eiser] was die ontslag nam of dat er sprake was van wederzijdse overeenstemming, zoals blijkt uit de tekst van de ontslagbrief (zie 2.11).
Dit betekent dat het dienstverband met [eiser] nog in stand is en hij recht heeft op doorbetaling van loon totdat het dienstverband rechtsgeldig is beëindigd.
5.15.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van vordering V, met dien verstande dat doorbetaling vanaf februari 2020 zal worden toegewezen, nu januari 2020 al is uitbetaald. De wettelijke verhoging kan niet worden toegewezen over toekomstige loontermijnen, aangezien de werkgever (nog) niet in verzuim is en de toekomstige loontermijnen (nog) niet opeisbaar zijn. Dit betekent dat de wettelijke verhoging alleen kan worden toegewezen over februari 2020.
Dwangsommen
5.16.
De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen als bepaald in de beslissing. Daarbij heeft te gelden dat op alle veroordelingen waarop een dwangsom is gesteld, bij het niet nakomen van die specifieke veroordeling een dwangsom van
€ 25.000,- wordt verbeurd, en vervolgens € 2.500,0 per dag dat die niet nakoming doorloopt. Het totaal aan alle dwangsommen is gemaximeerd op € 250.000,-. Dat maximum geldt dus niet per veroordeling, maar voor alle veroordelingen samen.
Proceskosten
5.17.
[betrokkene gedaagde sub 2] c.s. zal als de merendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 3.105,38

6.De beoordeling in reconventie

Overdracht inlogcodes etc

6.1.
Op grond van de verklaringen van partijen in de stukken en ter zitting, is voorshands aannemelijk geworden dat [eiser] de wachtwoorden, inlogcodes en accounts (grotendeels) heeft overgedragen/afgegeven. Of hij inmiddels toegang tot de bankrekeningen heeft verschaft, is gelet op zijn mail van 21 januari 2020 (zie 2.17) twijfelachtig. Voor het overige valt niet uit te sluiten dat zijn herhaalde en onderbouwde betoog, dat het aan technische problemen (die met name veroorzaakt lijken te worden door veiligheidschecks in de betreffende systemen) te wijten is dat de overdracht van codes en accounts nog niet volledig is gelukt, juist is. Om te zorgen dat de overdracht/afgifte wordt voltooid, zal vordering A in reconventie worden toegewezen. Het komt de voorzieningenrechter daarbij overigens praktisch voor als [eiser] en [medewerker gedaagde sub 2] samen (achter één scherm) de benodigde aanpassingen (inclusief eventuele noodzakelijke overdracht) van wachtwoorden, inlogcodes e.d. en accounts (van onder meer GoDaddy) verrichten, wellicht in aanwezigheid van een onafhankelijke derde zoals bijvoorbeeld mr. [betrokkene] .
6.2.
Het opleggen van een dwangsom is niet nodig, nu aangenomen mag worden dat [eiser] zijn toezegging, herhaald ter zitting, zal nakomen dat hij volledig mee zal werken aan de verdere overdracht/afgifte.
Aandelen weer terug overdragen ten titel van beheer
6.3.
Toewijzing van vordering B in reconventie zou in feite de toewijzing van vordering I in conventie weer ongedaan maken. [eiser] is en blijft geschorst als bestuurder. Dat toewijzing van de vordering daarnaast nog nodig is om ‘catastrofale gevolgen’ voor de onderneming te voorkomen, is voorshands niet aannemelijk geworden. Deze voorziening zal dus worden geweigerd.
Schorsing [eiseres]
6.4.
Nu vordering II in conventie met betrekking tot het besluit tot schorsing van
[eiseres] is afgewezen, is de voorwaarde niet vervuld en moet vordering C in reconventie dus worden afgewezen.
Proceskosten
6.5.
Beide partijen zijn deels in het gelijk gesteld, zodat de proceskosten in reconventie zullen worden verrekend.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
gebiedt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis volledige medewerking verlenen aan levering door [gedaagde sub 1] aan [eiseres] van 9.000 aandelen in het kapitaal van [gedaagde sub 1] ,
genummerd 1 tot en met 9.000, ofwel ten titel van koop of uit hoofde van een andere titel of rechtsgrond, tegen betaling door [eiseres] van in totaal €1,- (één euro), althans om zorg te dragen voor uitgifte van een zodanige hoeveelheid gewone aandelen tegen nominale waarde aan [eiseres] eveneens tegen € 1,- (één euro) dat zij na die uitgifte houdster is van 50% van de aandelen in het kapitaal van [gedaagde sub 1] ;
7.2.
schorst het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van [gedaagde sub 1] tot ontslag van [eiseres] als statutair bestuurder van [gedaagde sub 1] en beveelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te gehengen en te gedogen dat [eiseres] als statutair directeur zal worden ingeschreven in het handelsregister,
een en ander totdat in de bodemprocedure over de rechtsgeldigheid van dat ontslagbesluit bij eindvonnis is beslist, waarbij deze veroordelingen vervallen indien [eiser] c.s. niet binnen twee maanden na dit vonnis de bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt;
7.3.
verbiedt [gedaagde sub 2] nieuwe besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van [gedaagde sub 1] te agenderen en te nemen tot ontslag van [eiseres] als bestuurder van [gedaagde sub 1] zolang [eiseres] op grond van 7.1 niet 50% van de aandelen in [gedaagde sub 1] houdt;
7.4.
veroordeelt [gedaagde sub 3] tot doorbetaling aan [eiser] van diens salaris vanaf februari 2020 tot aan de dag waarop de arbeidsovereenkomst op geldige wijze zal eindigen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:635 BW over februari 2020, en de wettelijke rente steeds vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;
7.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling aan [eiser] c.s. van een dwangsom van € 25.000,- per overtreding van elk van de hieronder genoemde veroordelingen:
- de onder 7.1 omschreven veroordeling,
- de onder 7.2 omschreven veroordeling, uitsluitend voor zover het betreft het gehengen en gedogen dat [eiseres] als statutair directeur zal worden ingeschreven in het handelsregister, of
- de onder 7.3 omschreven veroordeling,
te vermeerderen met € 2.500,- voor iedere dag (daaronder begrepen een deel van een dag) dat zij nadien in gebreke blijven te voldoen aan een van die veroordelingen, met een maximum van in totaal € 250.000,- voor alle veroordelingen;
7.6.
veroordeelt [betrokkene gedaagde sub 2] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] c.s. tot op heden begroot op € 3.105,38, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling;
7.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.9.
beveelt [eiser] , om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis ten aanzien van
( i) hostingbedrijf GoDaddy en de door GoDaddy gehoste website [X] .nl, en alle door GoDaddy gehoste zakelijke e-mailadressen, waaronder in ieder geval
[e-mailadres], [e-mailadres] .nl, [e-mailadres] ); en
(ii) de door Google gehoste emailaccounts [e-mailadres] ,
[e-mailadres] alsmede de Google advertising account; en
(iii) de door de [X] restaurants gebruikte reserveringssystemen, waaronder maar niet beperkt tot TheFork SeatMe gehost op [e-mailadres] ; en
(iv) de camerasystemen gebruikt door de [X] -vennootschappen; en
( v) alle accounts van de [X] -vennootschappen bij alle sociale media kanalen, waaronder maar niet beperkt tot Instagram, met de accounts [account] en [account] en Facebook, met het account [facebook account]
7.9.1.
indien en voor zover het telefoonnummer van [eiser] en/of [eiseres] aan genoemde account, website, reserveringssysteem c.q. camerasysteem gekoppeld is, dit telefoonnummer om te zetten naar het nummer + [telefoonnummer] of een ander door [gedaagde sub 1] aan te wijzen telefoonnummer; en vervolgens
7.9.2.
alle toegangsgegevens (inloggegevens) aan [gedaagde sub 1] te verstrekken;
7.10.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.11.
verrekent de proceskosten in reconventie in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen , voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MAH