ECLI:NL:RBAMS:2020:1456

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
679853 / FA RK 20.751
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang

Op 19 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1930, die verblijft in een verpleeghuis in Amsterdam. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester van Uithoorn op 13 februari 2020 een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven. Bij de beoordeling van het verzoek is gebleken dat de aanvankelijke medische verklaring niet was opgesteld door een ter zake kundige arts, wat in strijd is met de Wzd. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden om een nieuwe medische verklaring te verkrijgen van een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2020 zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. C.E. Stassen-Buijs, en de behandelend specialist ouderengeneeskunde mw. A. Duiker gehoord. Na de zitting is een nieuwe medische verklaring ingediend door M. Becker, specialist ouderengeneeskunde. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat deze verklaring niet voldeed aan de eisen, omdat Becker enkel de behandelend specialist had geraadpleegd en geen eigen oordeel had gevormd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de nieuwe verklaring voldeed aan de wettelijke vereisten en dat er ernstig vermoeden bestond dat de betrokkene leed aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk een mengbeeld van Alzheimer en vasculaire dementie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene en zijn omgeving, wat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakte. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend voor de duur van zes weken, tot en met 1 april 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.M. Beunk en is op 2 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/679853 / FA RK 20/751
referentie CIZ: WZDB24/310936690100
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 19 februari 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1930,
verblijvende te Amsterdam, Amsta, verpleeghuis [naam] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.E. Stassen-Buijs te Amsterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 februari 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
-de beschikking van de burgemeester Uithoorn d.d. 13 februari 2020;
- de medische verklaring d.d. 13 februari 2020, opgesteld door basisarts drs. C.M. Merkies;
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg dan wel een verklaring als bedoeld in artikel 1 lid 1c Wzd d.d. 10 januari 2020.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 februari 2020, in het gebouw van Amsta, locatie verpleeghuis [naam], [adres].
1.4.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- advocaat betrokkene, mr. C.E. Stassen-Buijs;
- behandelend specialist ouderengeneeskunde, mw. A. Duiker.
1.5.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek vervolgens aangehouden teneinde de behandelend specialist ouderengeneeskunde in de gelegenheid te stellen om een nieuwe medische verklaring op te laten stellen door een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde.
1.6.
Na afloop van de mondelinge behandeling is op 18 februari 2020 ter griffie een medische verklaring van M. Becker, specialist ouderengeneeskunde, ingekomen.
1.7.
De advocaat van betrokkene heeft schriftelijk hierop gereageerd.
1.8.
Vervolgens heeft de rechtbank op 19 maart 2020 mondeling de beschikking gegeven.

2.Beoordeling

2.1
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met artikel 38 en artikel 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van betrokkene op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 13 februari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Uithoorn ten behoeve van betrokkene een last tot inbewaringstelling afgegeven.
2.3.
Op grond van artikel 26, vijfde lid, aanhef en onder d, van de Wzd moet bij het verzoek tot het verlenen van een machtiging een verklaring worden overgelegd van een ter zake kundige arts die betrokkene kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit de parlementaire geschiedenis van de Wzd en de jurisprudentie van het Europese hof voor de rechten van de Mens volgt dat wanneer het gaat om iemand met een psychogeriatrische aandoening, de medische verklaring moet worden opgesteld door een specialist ouderengeneeskunde of een sociaal geriater. Bij het verzoekschrift van het CIZ is echter enkel een verklaring van een basisarts gevoegd. De advocaat van betrokkene heeft terecht betoogd dat de rechtbank op basis van deze verklaring geen machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling kan verlenen.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft behandelend specialist ouderengeneeskunde verzocht om haar in de gelegenheid te stellen om een nieuwe medische verklaring door een onafhankelijke ter zake kundige arts op te laten stellen. De rechtbank heeft daarop de behandeling van het verzoek aangehouden. Na afloop van de mondelinge behandeling is de verklaring van M. Becker, specialist ouderengeneeskunde, ingekomen ter griffie.
2.5.
De advocaat is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de nieuwe medische verklaring. De advocaat heeft betoogd dat de specialist ouderengeneeskunde Becker blijkens zijn verklaring uitsluitend mevrouw Duiker, de specialist die ter zitting aanwezig was, geraadpleegd heeft en dat nergens blijkt dat hij zich ook een eigen oordeel heeft gevormd of zelf van de onderliggende medische stukken, bijvoorbeeld van de huisarts, heeft kennisgenomen. Verder is de advocaat van mening dat nu de beschikking tot inbewaringstelling op onjuiste gronden is afgegeven (omdat deze niet is gebaseerd op een medische verklaring die is opgemaakt door een ter zake deskundige arts), deze inbewaringstelling niet kan worden verlengd.
2.6.
De rechtbank volgt de advocaat hierin niet. Uit de verklaring van de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde blijkt dat hij betrokkene zelf heeft gesproken en dat hij de behandelend specialist ouderengeneeskunde, mevrouw A. Duiker, heeft geraadpleegd en ook het dossier, alsmede het recente onderzoek in het Amstelziekenhuis waar de diagnose, een mengbeeld Alzheimer en vasculaire dementie, is gesteld. Dat aan de beschikking tot inbewaringstelling geen medische verklaring van een ter zake kundige arts ten grondslag heeft gelegen neemt niet weg dat ten tijde van deze beschikking wel aan deze voorwaarde is voldaan door de nieuwe medische verklaring. De rechtbank zal de beslissing op deze verklaring baseren.
2.7.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het ernstig vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een mengbeeld Alzheimer en vasculaire dementie met hallucinaties en wanen die het gedrag beïnvloeden. De diagnose is gesteld in het Amstelland ziekenhuis. Op 6 februari 2020 is betrokkene onderzocht door een specialist ouderengeneeskunde, waarbij de conclusie was dementie met psychotische kenmerken. Zowel de behandelend specialist ouderengeneeskunde als de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde bevestigen deze diagnose.
2.8.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is verder gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële en immateriële schade, ernstige verwaarlozing, acute maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. In de thuissituatie was sprake van ernstig nadeel voor betrokkene en zijn buren omdat hij elektriciteitsdraden door heeft geknipt en deze vervolgens in het stopcontact heeft gestopt. Tevens heeft hij geprobeerd zijn eten te bereiden in het koffiezetapparaat en heeft hij meermaals het gas aan laten staan. Een half jaar geleden heeft hij zijn auto in de prak gereden en had hij vervolgens geen idee waar zijn auto stond. Zijn woning is erg vervuild en hij verzorgt zichzelf niet. Voorts is betrokkene gedesoriënteerd, zijn er geheugenstoornissen geconstateerd en heeft hij geen ziektebesef. De behandelend specialist ouderengeneeskunde heeft benadrukt dat betrokkene 24-uur zorg nodig heeft en dat zij het voortzetten van het verblijf in het verpleeghuis noodzakelijk acht.
2.9.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
Betrokkene verzet zich tegen voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie.
2.11.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken, derhalve tot en met 1 april 2020.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1930;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 april 2020.
Deze beschikking is op 19 februari 2020 mondeling gegeven door mr. G.M. Beunk, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J. Koomen als griffier, en op 2 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.