ECLI:NL:RBAMS:2020:155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4704
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag reinigingsrecht en beroep op vertrouwensbeginsel in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een ondernemer uit Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een aanslag reinigingsrecht voor het belastingjaar 2019. De heffingsambtenaar had op 30 juni 2019 een aanslag opgelegd aan [eiser], die zijn afval zelf naar een ondergronds inzamelpunt moest brengen omdat de gemeentelijke afvalinzamelingsdienst zijn adres niet kon bereiken. In de uitspraak op bezwaar van 8 augustus 2019 verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar van [eiser] ongegrond, waarna [eiser] beroep instelde.

Tijdens de zitting op 13 januari 2020, waar [eiser] werd bijgestaan door zijn gemachtigde G. Kuijpers, werd het standpunt van [eiser] besproken. Hij voerde aan dat hij in het verleden altijd vrijstelling had gekregen voor het reinigingsrecht en dat zijn omstandigheden ongewijzigd waren. De rechtbank oordeelde echter dat, ongeacht het feit dat [eiser] zijn afval zelf moest wegbrengen, hij nog steeds reinigingsrecht verschuldigd was. De rechtbank stelde vast dat de gemeente kosten maakt voor de verwerking van het afval, ongeacht of dit door de gemeentelijke dienst of door [eiser] zelf wordt aangeleverd.

Daarnaast werd het beroep van [eiser] op het vertrouwensbeginsel verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen concrete toezegging was gedaan door de heffingsambtenaar dat [eiser] vrijstelling zou krijgen voor het belastingjaar 2019. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag had opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4704

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: G. Kuijpers),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Op 30 juni 2019 heeft de heffingsambtenaar aan [eiser] een aanslag reinigingsrecht opgelegd voor het belastingjaar 2019 (de aanslag).
In de uitspraak van 8 augustus 2019 (de uitspraak op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 januari 2020. [eiser] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als heffingsambtenaren zijn verschenen mr. N.M. Kell en mr. P.E.H.A. Ingenhou.

Overwegingen

Het standpunt van [eiser]
1. [eiser] vindt dat aan hem onterecht een aanslag reinigingsrecht is opgelegd. De vrachtwagen van de gemeentelijke afvalinzamelingsdienst kan zijn adres niet bereiken en daarom moet [eiser] zijn afval iedere week zelf naar een inzamelpunt brengen. Hij moet 850 meter lopen naar het dichtstbijzijnde inzamelpunt. Hij voert verder aan dat hij in het verleden altijd vrijstelling heeft gekregen voor het reinigingsrecht. Hij vindt dat hij dat ook in 2019 zou moeten krijgen, omdat zijn omstandigheden ongewijzigd zijn.
Het oordeel van de rechtbank
2. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] bedrijfsafval aanbiedt en dat de gemeente dit afval verwerkt. [eiser] heeft een [bedrijf] . Het afval afkomstig uit deze [bedrijf] brengt hij naar de ondergrondse afvalcontainer op [adres] .
3. Als iemand bedrijfsafval aanbiedt, moet hij reinigingsrecht betalen. Dit is ook zo als de gemeentelijke ophaaldienst het afval niet bij iemand komt ophalen, maar als iemand het afval zelf wegbrengt naar een inzamelpunt. Dat dit inzamelpunt is gelegen op enige afstand van het bedrijf, is niet relevant. De gemeente haalt het afval immers op bij dit inzamelpunt en moet het afval verwerken. Daarvoor maakt de gemeente kosten. [eiser] is daarom reinigingsrecht verschuldigd.
4. De rechtbank vat de verwijzing van [eiser] naar vrijstellingen uit het verleden op als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Dit beroep kan echter niet slagen. Dat [eiser] in het verleden vrijstelling heeft gekregen, betekent niet direct dat hij dat nu ook zou moeten krijgen. De heffingsambtenaar heeft op de zitting aangegeven dat het waarschijnlijk een fout is geweest dat [eiser] in het verleden vrijstelling heeft gehad. Het vertrouwensbeginsel strekt niet zo ver dat de heffingsambtenaar gehouden is om fouten uit het verleden te herhalen. [1] Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is nodig dat aan [eiser] de concrete toezegging is gedaan dat hij over het belastingjaar 2019 ook vrijstelling zou krijgen. Deze toezegging is niet gedaan. Uit de verklaring van de inspecteur reinigingsrecht blijkt ook dat hij aan [eiser] heeft meegedeeld dat [eiser] over 2017 nog vrijstelling krijgt en vanaf 2018 het lage tarief voor reinigingsrecht moet gaan betalen.
Conclusie
5. De heffingsambtenaar heeft daarom terecht een aanslag reinigingsrecht opgelegd voor het belastingjaar 2019. Het beroep is ongegrond. [eiser] krijgt geen gelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van mr. A.R. Vlierhuis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de het gerechtshof Amsterdam.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 11 juli 2019, te raadplegen op