Op 21 februari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de zorg- en omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2012. De moeder van de minderjarige, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Maachi, verzet zich tegen de opschorting van de omgangsregeling die eerder was vastgesteld. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook de opa en oma van de minderjarige aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).
De kinderrechter heeft kennisgenomen van een eerdere mondelinge beslissing van 13 februari 2020, waarin de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige voor 14 dagen was opgeschort. De minderjarige verblijft momenteel bij zijn opa, met een machtiging tot uithuisplaatsing die loopt tot 1 april 2020. De kinderrechter heeft de noodzaak van de opschorting van de omgangsregeling beoordeeld, waarbij de veiligheid van de minderjarige voorop staat. De moeder heeft aangegeven zich niet serieus genomen te voelen door JBRA en heeft problemen met alcoholgebruik, wat de omgangsregeling beïnvloedt.
De kinderrechter heeft besloten dat de opschorting van de zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige wordt gehandhaafd tot 1 april 2020. Er is een regeling getroffen voor begeleid telefonisch contact tussen de moeder en de minderjarige, met de mogelijkheid tot uitbreiding van de contactmomenten, afhankelijk van de beoordeling van JBRA. De kinderrechter benadrukt dat de veiligheid van de minderjarige gewaarborgd moet zijn en dat er zorgvuldig onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden voor een toekomstig perspectief bij de moeder. De beschikking is openbaar uitgesproken en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.