Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[adres 1],
verblijvend op het adres: [adres 2].
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Inleiding
5.5. Waardering van het bewijs
Verdachte heeft bekend dat hij aangever met het mes heeft gestoken. Door met een mes in de romp (rug) van aangever te steken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als een gevolg van het steken zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Beide verdachten waren boos op aangever omdat hij hen sinds twee jaar lastig viel. Uit de WhatsApp-berichten tussen verdachte en medeverdachte blijkt dat medeverdachte drie uur voorafgaand aan het incident een afspraak met aangever heeft gemaakt. Vervolgens heeft zij verdachte op de hoogte gebracht van het tijdstip waarop de ontmoeting met aangever zou plaatsvinden. Hieruit kan worden afgeleid dat sprake is van voorbedachte rade. Dat sprake is van medeplegen volgt uit de omstandigheden dat medeverdachte de ontmoeting met aangever heeft geregeld, hem heeft meegelokt naar de plaats van het delict en niet heeft ingegrepen toen aangever door verdachte werd aangevallen.
Uit het dossier en de door verdachte afgelegde verklaring blijkt niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen gericht op het toebrengen van geweld op het slachtoffer. Evenmin kan uit het dossier worden afgeleid dat sprake is van voorbedachte rade.
De rechtbank stelt vast dat het in het dossier ontbreekt aan de volgende stukken: een medische of letselverklaring over aangever, een omschrijving van de wond(en), foto’s van de wond(en) en een omschrijving of foto’s van het mes waarmee is gestoken. Hierdoor is onduidelijk waar aangever op het lichaam is gestoken, wat de aard van het letsel was, of er een noodzaak van medisch ingrijpen was, het uitzicht op (volledig) herstel en het soort mes waarmee is gestoken. Dit heeft als gevolg dat niet kan worden vastgesteld of het door aangever opgelopen letsel gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.