ECLI:NL:RBAMS:2020:1862
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om onvoorwaardelijke opvang tijdens coronamaatregelen voor man zonder vaste woon- of verblijfplaats
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een man zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft verzocht om onvoorwaardelijke opvang in het kader van de coronamaatregelen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder het bezwaar van verzoeker tegen een besluit van 14 februari 2020 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen onderdak in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL) ongegrond verklaard. Verzoeker heeft op 13 maart 2020 beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om een ordemaatregel ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In de overwegingen werd benadrukt dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een bodemgeding niet bindt. Verzoeker had verzocht om geen griffierecht in rekening te brengen, wat werd gehonoreerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet in aanmerking komt voor onvoorwaardelijke opvang, omdat de gemachtigde niet voldoende onderbouwde waarom de voorwaarden voor verblijf in een VBL niet zouden moeten gelden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen direct verband is aangetoond tussen het ontbreken van opvang en het risico op besmetting met het coronavirus. De uitspraak werd gedaan zonder zitting en de beslissing is openbaar uitgesproken.