In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, is op 20 maart 2020 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een man en een vrouw die gezamenlijk gezag uitoefenen over hun dochter, geboren op 29 september 2012. De man, wonende in Haarlem, heeft de vrouw, die recentelijk naar Heerenveen is verhuisd, aangeklaagd om haar te verbieden te verhuizen en haar te verplichten terug te verhuizen naar Amsterdam. De vrouw heeft de verhuizing zonder toestemming van de man doorgevoerd, wat leidde tot een geschil over de zorg- en contactregeling voor hun dochter. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw tekort is geschoten in haar verplichtingen om de man tijdig te informeren over haar verhuisplannen. Ondanks de argumenten van de vrouw over haar woonsituatie en de noodzaak om te verhuizen, is de rechter van mening dat de verhuizing niet in het belang van het kind is, gezien de afstand tot de vader en de impact op de omgangsregeling. De vorderingen van de man om de vrouw te verbieden te verhuizen en om het hoofdverblijf van de dochter bij hem te vestigen zijn afgewezen. Wel is de vrouw veroordeeld tot nakoming van de bestaande zorg- en contactregeling, waarbij de man de dochter om de week in het weekend bij zich heeft. De vrouw moet de dochter naar het station brengen en weer ophalen, en er is een dwangsom opgelegd voor het geval zij niet aan deze regeling voldoet.