ECLI:NL:RBAMS:2020:1989

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
8219493 CV EXPL 19-25699
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering wegens onvoldoende onderbouwing en ambtshalve toetsing

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ANWB B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had bij dagvaarding van 12 oktober 2019 gevorderd dat de gedaagde partij zou worden veroordeeld tot betaling van € 45,00 aan hoofdsom, met nevenvorderingen. De gedaagde partij heeft echter niet tijdig geantwoord op de dagvaarding, waardoor verstek is verleend.

De kantonrechter heeft de vordering afgewezen op grond van onvoldoende onderbouwing. De dagvaarding voldeed niet aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat de eisende partij niet alle voor de beslissing van belang zijnde feiten en stukken had aangevoerd. De kantonrechter merkte op dat de eisende partij slechts had gesteld dat de gedaagde partij op basis van een tussen hen gesloten overeenkomst gehouden was om de factuur te voldoen, maar dat er geen bewijs was overgelegd van de totstandkoming van deze overeenkomst of de toepasselijke algemene voorwaarden.

De kantonrechter benadrukte dat voor een goede beoordeling van de vordering alle relevante feiten en stukken moeten worden overgelegd, en dat de eisende partij hierin tekort was geschoten. Hierdoor kon de kantonrechter niet ambtshalve beoordelen of de vordering terecht was en of er sprake was van onredelijk bezwarende bedingen. De vordering werd dan ook afgewezen en de eisende partij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij tot op heden op nihil werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8219493 CV EXPL 19-25699
vonnis van: 2 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

ANWB B.V.

gevestigd te 's-Gravenhage
eisende partij
gemachtigde: A. Niekus
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 12 oktober 2019 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van € 45,00 aan hoofdsom, met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Rv dient de dagvaarding de eis en de gronden daarvan te vermelden en op grond van artikel 21 Rv dient eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Daaraan voldoet de dagvaarding niet.
Eisende partij stelt bij dagvaarding in essentie niet meer dan dat gedaagde partij op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst gehouden is om de factuur aan eisende partij te voldoen. Op grond van de algemene voorwaarden van eisende partij is gedaagde partij gehouden de factuur binnen de daarop vermelde betaaltermijn te voldoen, aldus eisende partij.
Om de vordering te beoordelen moet de kantonrechter beschikken over alle feiten en stukken die voor de beslissing in deze consumentenzaak van belang zijn. Welke feiten en stukken dat zijn, kan onder meer worden afgeleid uit de vragen van het door deze rechtbank op de website beschikbaar gestelde en in de periode van 1 juli 2019 tot 1 oktober 2019 bij tussenvonnis aan repeatplayers - waaronder de gemachtigde van eisende partij - verstrekte informatieformulier voor consumentenverstekzaken, maar volgt ook uit de wet. Alle in dat formulier gevraagde informatie moet worden verstrekt en alle daarin aangegeven stukken moeten worden overgelegd, daar waar nodig voorzien van een toelichting.
Gesteld noch gebleken is op welke datum en op welke wijze de onderliggende overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. De overeenkomst (of een bevestiging daarvan) en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden waarnaar eisende partij verwijst niet zijn overgelegd. Eisende partij overlegt bij dagvaarding alleen de gevorderde factuur, een kennelijk daarbij behorende onderliggende factuur en een veertiendagenbrief.
Geoordeeld wordt dat eisende partij niet alle voor de beoordeling van belang zijnde informatie heeft gesteld en de vordering onvoldoende heeft onderbouwd met onderliggende stukken. Hierdoor kan de kantonrechter niet ambtshalve beoordelen of eisende partij heeft te voldoen, en zo ja, heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek, zoals de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen. Voorts kan niet ambtshalve worden beoordeeld of de vordering gebaseerd is op onredelijk bezwarende bedingen, terwijl de kantonrechter daartoe gehouden is op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691). Eisende partij stelt en onderbouwt hierover niets.
De vordering wordt op grond van het voorgaande afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde partij tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.