ECLI:NL:RBAMS:2020:2041

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/13/680456 / JE RK 20-210
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten uithuisplaatsing na meerderjarigheid in het kader van voogdij

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de jongere [belanghebbende]. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS), die de voogdij over [belanghebbende] heeft. De kinderrechter heeft de jongere, die onder voogdij is gesteld, gehoord en de situatie van [belanghebbende] is besproken. De jongere verblijft momenteel in een jeugdzorginstelling en heeft te maken met ernstige gedragsproblemen, waaronder suïcidale gedachten en automutilatie. De WSS heeft verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van zes maanden, omdat de zorgen over de jongere nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jongere ernstig belemmeren. Ondanks de inspanningen van de begeleiding is er nog geen adequate vervolgplek voor [belanghebbende] gevonden, wat grote zorgen oproept. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van de achttiende verjaardag van [belanghebbende].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/680456 / JE RK 20-210
datum uitspraak: 17 maart 2020

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp in het kader van voogdij

in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de WSS.
betreffende
[belanghebbende], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [belanghebbende] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan: [belanghebbende] .
Ouders zonder gezag zijn:
[moeder]is de moeder en
[vader]is de vader.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 december 2019, welke beschikking hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
  • het verzoek met bijlagen van de GI van 27 februari 2020, ingekomen bij de griffie op 02 maart 2020;
  • de verklaring dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
  • de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
  • een e-mail van 13 maart 2020 van mr. B.E.J. Torny waarin zij aangeeft dat [belanghebbende] niet naar de zitting zal komen (het transport met DV&O is voor haar te belastend) en dat zij graag telefonisch gehoord wil worden.
Op 17 maart 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [belanghebbende] , is telefonisch gehoord,
- mr. B.E.J. Torny, de raadsvrouw van [belanghebbende] ,
- de heer [medewerker jeugdzorg] , namens de WSS.

De feiten

Bij beschikking van 2 februari 2016 is [belanghebbende] onder voogdij gesteld van de WSS.
Bij beschikking van 6 december 2019 is een machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [belanghebbende] verleend tot 24 maart 2020.
[belanghebbende] verblijft bij [jeugdzorg instelling] (jeugdzorgplus).

Het verzoek

De WSS heeft een machtiging verzocht om [belanghebbende] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

De standpunten

[belanghebbende] heeft telefonisch laten weten dat zij niet meer in [jeugdzorg instelling] wil verblijven. Zij heeft toegelicht dat zij dagelijks wordt gefixeerd en dat zij meerdere keren per week in de isoleercel moet verblijven. Door de uitbraak van het coronavirus heeft zij bijna geen contact meer met haar pleegmoeder en dit vindt zij erg zwaar. Zij zou heel graag bij [ggz instelling 1] van [ggz regio] in [plaats] , willen verblijven.
De WSS heeft gepersisteerd bij het verzoek, omdat de zorgen nog steeds aan de orde zijn. In december 2019 ging het redelijk met [belanghebbende] . In deze periode is zij tijdens de kerstperiode met verlof geweest bij haar pleegmoeder. [belanghebbende] heeft het verlof erg fijn gevonden tot de nieuwjaarsavond. Op deze avond heeft zij telefonisch contact gehad met haar halfbroer, waarvan zij emotioneel is geworden. Sindsdien gaat het slechter met haar. Op 1 januari 2020 is [belanghebbende] teruggekomen bij [jeugdzorg instelling] en nadien ontvangt de voogd meermaals meldingen van incidenten. Door haar persoonlijkheidsproblematiek heeft [belanghebbende] last van suïcidale gedachten en uitingen. Zij is bekend met automutilatie en hiervoor gebruikt zij allerlei scherpen voorwerpen. Hierdoor komt zij regelmatig in de isolatie terecht en haar kamer is uit veiligheidsoverwegingen gestript. Ten aanzien van onderwijs is [belanghebbende] bezig met haar voorbereidingen op de examens. In mei 2020 zal zij starten met haar examens. De afgelopen maanden heeft [belanghebbende] ook deelgenomen aan therapie en behandeling binnen [jeugdzorg instelling] . Zij heeft iedere week een gesprek een begeleider waarmee zij haar gevoelens, gedachten en verleden bespreekt. Daarnaast neemt [belanghebbende] deel aan PMT, wat gericht is op ontspanning. De rechtbank heeft op 28 januari 2020 bepaald dat bewind en mentorschap voor [belanghebbende] toegekend zullen worden vanaf haar meerderjarigheid.
De WSS gunt [belanghebbende] een andere plek dan [jeugdzorg instelling] , waar zij de juiste hulp en begeleiding krijgt, zodat zij uiteindelijk toe kan werken naar een meer zelfstandige woonplek. In overleg met [belanghebbende] en alle betrokkenen heeft de WSS gezocht naar andere mogelijkheden om aan de DGT-behandeling deel te nemen. De mogelijkheid die goed aansluit bij de huidige situatie van [belanghebbende] is [ggz instelling 2] . Dit is een centrum voor forensische jeugdpsychiatrie van Youz. [ggz instelling 2] heeft aangegeven dat zij intern beschikken over DGT-behandeling. Op 30 januari 2020 heeft [belanghebbende] een intake gesprek gehad en inmiddels is zij uitgenodigd voor een tweede gesprek. [belanghebbende] komt mogelijk in aanmerking voor de Unit B, de gesloten afdeling van [ggz instelling 2] , maar er is een wachtlijst van negen maanden. Ander alternatief binnen [ggz instelling 2] is plaatsing binnen een open Unit, maar dan dient [belanghebbende] in staat te zijn om afspraken te maken met groepsleiding, om haar negatieve gedachten te bespreken en de scherpe voorwerpen tijdig in te leveren. De WSS is van mening dat de open afdeling nu nog te hoog gegrepen is voor [belanghebbende] .
De tweede mogelijkheid is [ggz instelling 3] (te [plaats] ), waar de DGT-behandeling wordt aangeboden voor volwassenen. [belanghebbende] staat op de wachtlijst, maar haar voorkeur gaat uit naar [ggz instelling 2] . Nu duidelijk is dat [belanghebbende] op de korte termijn niet in aanmerking komt voor een opname binnen [ggz instelling 2] is het noodzakelijk om deze optie van [ggz instelling 3] ook met [belanghebbende] en de betrokkenen verder te overleggen. Reden hiervoor is dat [belanghebbende] niet langer dan een half jaar na haar meerderjarigheid kan verblijven binnen [jeugdzorg instelling] .
De derde mogelijkheid is de ambulante zorg vanuit [plaats] , waar een samenwerking is tussen verschillende zorgaanbieders. Behandeling bestaat vaak uit diverse vormen van therapie in combinatie met medicatie, waarbij aandacht is voor leefstijl en zorgvragen die een patiënt zelf heeft. Voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen is structuur extra belangrijk. Tot slot heeft de WSS contact opgenomen met [ggz instelling 1] in [plaats] . Het probleem daarvan is dat er alleen jongens op de gewenste afdeling verblijven en dat [ggz instelling 1] mogelijk niet de juiste zorg kan bieden voor de persoonlijkheidsproblematiek van [belanghebbende] .
De raadsvrouw vindt het positief dat de WSS diverse mogelijkheden heeft onderzocht voor de vervolgplek van [belanghebbende] , maar haar situatie is nu erg uitzichtloos geworden. Het gaat emotioneel steeds slechter met [belanghebbende] en volgens de raadsvrouw is dit ook aan haar uiterlijk te zien. Er worden met diverse organisaties contact opgenomen, maar er is nog steeds geen concreet plan. Op dit moment bestaat er geen andere optie dan de gesloten plaatsing bij [jeugdzorg instelling] , maar een verzoek aan de WSS is wel om [belanghebbende] tijdig te informeren als er een vervolgplek voor haar wordt gevonden. Tot slot heeft de raadsvrouw benadrukt dat er in de komende zes maanden meer duidelijkheid moet komen voor haar cliënt.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Op grond van de behandeling ter zitting en de overgelegde stukken is de kinderrechter van oordeel dat aan bovenstaand criterium nog steeds is voldaan. Bij [belanghebbende] is sprake van een lange voorgeschiedenis van onrust. De WSS heeft vanaf 2016 de voogdij over [belanghebbende] en inmiddels is [belanghebbende] bijna meerderjarig. In de afgelopen periode is de situatie van [belanghebbende] verslechterd, ondanks inzet van verschillende middelen en niet aflatende pogingen van haar begeleiding om tot goede zorginzet te komen.
Zij heeft ernstige gedragsproblemen die zich uiten in suïcidale gedachten, uitingen en automutilatie. Zonder strakke kaders blijkt [belanghebbende] niet in staat te zijn om goede keuzes voor zichzelf te maken. De bedoeling is om [belanghebbende] binnenkort over te plaatsen naar een besloten setting en wellicht een open setting. Dit is afhankelijk van de (lange) wachtlijsten en de progressie die [belanghebbende] in deze zes maanden laat zien.
Terugkijkend op het gesprek met [belanghebbende] merkt de kinderrechter op dat hij grote bewondering voor haar heeft hoe zij zich toch onder de moeilijke omstandigheden waarin zij zit, probeert zo goed mogelijk haar best te blijven doen en ook met haar toekomst bezig te zijn. Daarin is het gegund dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt hoe haar vervolgplek in de (nabije) toekomst er uit zal zien.
Het is schrijnend om te moeten constateren dat er, ondanks de inzet van [belanghebbende] ’s begeleiding het tot op heden nog maar niet is gelukt om een adequate vervolgplek voor [belanghebbende] te vinden. Met alle andere betrokkenen maakt de kinderrechter zich grote zorgen over hoe het nu verder moet en wat er hetzij vanuit de verlengde jeugdzorg, hetzij vanuit aangepaste (jong) volwassenenzorg, hetzij via eventuele verplichte zorg in het kader van de WvGGZ nu wel (voor langere tijd) kan worden gerealiseerd. De gezondheids –en welzijnsrisico’s zijn op dit moment groot en de kinderrechter doet een dringend appél op zorginstanties, om de (zorg)verantwoordelijkheid ondanks de moeilijke problematiek toch over te pakken. Eigenlijk is het moeilijk te begrijpen dat in een land als Nederland het zo moeizaam gaat om een goede vervolgplek voor de jongere te vinden. De kinderrechter acht deze gang van zaken schadelijk en zeer ongewenst voor de jongere.
Gelet op vorenstaande kan de kinderrechter niet anders dan de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van zes maanden, te weten tot een half jaar na de meerderjarigheid van [belanghebbende] .

De beslissing

De kinderrechter:
- verleent een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [belanghebbende] voor de duur van zes maanden, met ingang van haar achttiende verjaardag
tot [datum].
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam