Op 6 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een voorlopige voorziening heeft verzocht met betrekking tot de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een beslissing van de Commissie, die adviseert over subsidies aan Joodse instellingen, met betrekking tot de toekenning van subsidies uit de Joodse erfpachttegoeden. [verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering van de Commissie om bepaalde documenten openbaar te maken, die volgens hem essentieel zijn voor zijn bezwaarprocedures. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang dat de openbaarmaking van de documenten rechtvaardigt. De voorzieningenrechter overweegt dat het algemeen belang van openbaarheid op dit moment niet opweegt tegen de belangen van de Commissie en dat er geen zwaarwegende spoedeisende belangen zijn die een voorlopige voorziening noodzakelijk maken. Het verzoek van [verzoeker] is dan ook afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.