ECLI:NL:RBAMS:2020:2202

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
7617647 / CV EXPL 19-6436
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake wijzigingsbevoegdheid bij doorlopend krediet en redelijkheid en billijkheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, hebben eisers, wonende te IJmuiden, een vordering ingesteld tegen Eurofintus Financieringen B.V. naar aanleiding van een doorlopend krediet. De zaak betreft de wijzigingsbevoegdheid van de kredietverstrekker en de vraag of de consument voldoende op de hoogte was van de kredietvergoeding in vergelijking met de marktrente. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 6 december 2019 overwogen dat de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid moet worden uitgeoefend. De eisers hebben gesteld dat zij niet op de hoogte waren van de verschillen tussen de kredietvergoeding en de marktrente, terwijl Eurofintus betoogde dat zij maandelijks overzichten had gestuurd waarin de kredietvergoeding duidelijk was vermeld. De kantonrechter oordeelde dat de gemiddelde consument zich bewust moet zijn van de ontwikkelingen in de rente en dat de mogelijkheid om het krediet kosteloos af te lossen een reële optie biedt. De kantonrechter concludeerde dat de wijzigingsbevoegdheid niet onredelijk bezwarend was en dat de vorderingen van eisers moesten worden afgewezen. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van Eurofintus.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 7617647 / CV EXPL 19-6436
Uitspraak: 3 april 2020

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
1.
[eiser 1]
wonende te IJmuiden,
2.
[eiseres 2],
wonende te IJmuiden,
eisers,
gemachtigde: R. van den Braak, verbonden aan K&B Finance B.V.,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROFINTUS FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. V.H. Affourtit.
Eisers zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [eisers] en ieder afzonderlijk als [eiser 1] en [eiseres 2] . Gedaagde zal hierna Eurofintus worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Na het tussenvonnis van 6 december 2019 zijn de volgende processtukken ingediend:
  • de akte na tussenvonnis van de kant van Houthoff, met producties,
  • de antwoordakte na tussenvonnis van [eisers]
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis onder 21 en 24 overwogen dat een wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid moet worden uitgeoefend. Vervolgens is onder 31 het volgende overwogen:
Eurofintus heeft een onbeperkte wijzigingsbevoegdheid bedongen die weliswaar onduidelijk is, in die zin dat de consument de economische gevolgen daarvan niet kan inschatten, maar waar tegenover staat dat de kredietnemer te allen tijde de overeenkomst kan beëindigen door het krediet af te lossen (en zo nodig elders krediet op te nemen). Nu daar geen kosten aan zijn verbonden, is dat een reële mogelijkheid.Zoals die mogelijkheid compensatie kan bieden voor de nadelige gevolgen van het wijzigingsbeding, waardoor het niet onredelijk bezwarend is (zie onder 17) zou die mogelijkheid ook kunnen meebrengen dat het nalaten van een verlaging van de kredietvergoeding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Wil de mogelijkheid tot aflossen echter dat effect hebben, dan zal de gemiddelde consument zich van die mogelijkheid bewust moeten zijn. Dat betekent dat hij zich bewust is van zowel de dalende rente in het algemeen als van de daarmee geen gelijke tred houdende kredietvergoeding. Daarbij is bovendien de vraag vanaf welk moment de consument zich dat moest gaan realiseren. Verder zal relevant zijn of er op dat moment een kredietaanbieder was die een lager tarief aanbood dan Eurofintus.Nu partijen hierover nog geen standpunt hebben ingenomen, zullen zij elk in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen, eerst Eurofintus, daarna [eisers] ”
Eurofintus heeft zich in haar akte na tussenvonnis op het standpunt gesteld dat de gemiddelde consument op de hoogte is van de rentestand. Bovendien wijst zij op de maandelijkse overzichten die zij stelt gedurende de gehele looptijd aan [eisers] te hebben gezonden, waarop steeds de op dat moment geldende kredietvergoeding was vermeld. Zij heeft van die overzichten niet steeds afschriften bewaard, maar wel van de onderliggende gegevens. Eurofintus heeft kopieën van de overzichten die zij heeft gezonden in de periode augustus 2015 tot en met september 2016 in het geding gebracht.
Een gedeelte van de toegezonden overzichten is getiteld “Uw kredietoverzicht” en ziet er als volgt uit:
4. Eurofintus stelt dat de gemiddelde consument steeds bekend is geweest of behoort te zijn geweest met de (dalende) trend van de rente in het algemeen en dat de gemiddelde consument met een lening bij Eurofintus gezien genoemd maandoverzicht zich steeds binnen een periode van slechts één of hooguit enkele maanden zal hebben gerealiseerd of zal hebben moeten realiseren dat de kredietvergoeding geen gelijke tred hield met de (dalende) trend van de rente in het algemeen. Dat geldt derhalve ook voor [eisers] Gedurende de looptijd van het krediet van [eisers] heeft de kredietvergoeding een ander verloop gehad dan de rente in het algemeen - dat hebben [eisers] als gemiddelde consument dus geweten, aldus Eurofintus.
5. Eurofintus betwist dat het relevant is of andere aanbieders een lager tarief hanteerden, maar heeft overigens gesteld dat Interbank op verschillende momenten tijdens de looptijd van het krediet van [eisers] een lager tarief hanteerde dan Eurofintus.
6. [eisers] heeft in zijn antwoordakte betwist dat hij de maandoverzichten heeft ontvangen. Daarom is hij als gevolg hiervan ook niet op de hoogte geweest van de omstandigheid dat de kredietvergoeding niet steeds gelijke tred hield met de rente in het algemeen (lees: het 1-maand Euribortarief), zo stelt [eisers]
7. Het ligt op de weg van [eisers] om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat hij van het uiteenlopen van de marktrente en de hem in rekening gebrachte kredietvergoeding niet op de hoogte was. De kantonrechter acht de stelling van [eisers] dat hij de maandoverzichten niet heeft ontvangen onvoldoende onderbouwd. Denkbaar is dat een enkele van die maandafschriften niet zou zijn aangekomen, maar niet dat ze allemaal niet zouden zijn ontvangen. Immers het gaat hier om gedurende de gehele looptijd van het krediet maandelijks verzonden berichten. Eurofintus heeft zowel van de maandelijke overzichten als van de daaraan ten grondslag liggende gegevens voorbeelden in het geding gebracht. [eiser 1] heeft niet betwist dat de maandoverzichten juist geadresseerd zijn. Daarom is zonder nadere motivering niet aannemelijk dat deze (allemaal) niet zouden zijn aangekomen. Dus zal de kantonrechter er van uitgaan dat [eisers] de maandelijkse overzichten wel heeft gekregen.
8. De kantonrechter is van oordeel dat de gemiddelde consument niet steeds op de hoogte zal zijn van de preciese actuele rentestand, maar wel een algemeen beeld heeft van de rentestand en hoe die zich ontwikkelt. In dit geval moet er van uit worden gegaan dat [eisers] maandelijks een overzicht ontving van het uitstaande krediet, waarop ook de verschuldigde kredietvergoeding was vermeld. Uit het onder 3 weergegeven voorbeeld blijkt dat de in rekening gebrachte kredietvergoeding zo opvallend in beeld is gebracht dat deze de gemiddelde consument niet kan ontgaan.
Dat betekent dat de gemiddelde consument zich dus bewust kon zijn van het verschil tussen de rente en de ontwikkeling daarvan in het algemeen en de door hem betaalde kredietvergoeding en de ontwikkeling daarvan. [eiser 1] had te allen tijde de bevoegdheid de overeenkomst beëindigen door het krediet af te lossen (en zo nodig elders krediet op te nemen). Nu hij zich er van bewust kon zijn dat de door hem betaalde kredietvergoeding zich anders ontwikkelde dan de marktrente en maandelijks met de kredietvergoeding die hij verschuldigd was geconfronteerd werd, terwijl aan het overstappen naar een andere kredietverschaffer geen kosten waren verbonden, is dat een reële mogelijkheid.
9. [eisers] heeft gesteld dat hij gezien de vanaf 2008 steeds strenger wordende normen voor kredietverlening op grond van zijn inkomsten en lasten het krediet niet daadwerkelijk kon aflossen c.q. oversluiten. Deze omstandigheden kunnen niet tot het oordeel leiden dat de aflossingsbevoegdheid in het algemeen onvoldoende tegenwicht biedt tegen de ruime wijzigingsbevoegdheid. wHet zijn persoonlijke omstandigheden die mogelijk verhinderd hebben dat hij van de aflossingsbevoegdheid gebruik kon maken, maar die in de risicosfeer van [eisers] liggen.
10. Nu de mogelijkheid om op elk gewenst moment over te gaan tot aflossing van het krediet als een reële mogelijkheid kan worden beschouwd, die tegenwicht biedt aan de nadelige gevolgen van het wijzigingsbeding, kan niet worden gezegd dat het wijzigingsbeding is gebruikt op een wijze die in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Daarom kan ook niet worden aangenomen dat [eisers] een te hoge rente heeeft betaald en dat deze betaling onverschuldigd was. Dit leidt tot afwijzing van de vorderingen.
11. Hetgeen partijen in hun akte overigens naar voren hebben gebracht behoeft gezien het bovenstaande geen bespreking.
12. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eisers] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Eurofintus. De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze als hierna vermeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal als volgt worden toegewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af,
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Eurofintus tot op heden begroot op € 450,- voor salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van Eurofintus begroot op € 120,-, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan dit vonnis voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, met € 68,- en de explootkosten van betekening,
zowel de proceskosten als de nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de 15e dag na betekening;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter