ECLI:NL:RBAMS:2020:2204

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8202725 CV EXPL 19-25080
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betaling van hoofdsom en buitengerechtelijke kosten met betrekking tot informatieverplichtingen bij overeenkomst op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 april 2020 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Tele2 Nederland B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had bij dagvaarding van 6 november 2019 gevorderd dat de gedaagde partij zou worden veroordeeld tot betaling van € 959,56 aan hoofdsom, met nevenvorderingen. Aangezien de gedaagde partij niet tijdig heeft geantwoord, is er verstek verleend.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de vordering van de eisende partij gebaseerd was op onredelijk bezwarende bedingen, en of voldaan was aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, specifiek artikel 6:230m BW. De rechter concludeerde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij aan haar informatieverplichtingen had voldaan, waardoor de vordering niet volledig kon worden toegewezen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de hoofdsom gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 479,78, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eisende partij toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8202725 CV EXPL 19-25080
vonnis van: 16 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Tele2 Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 6 november 2019 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van € 959,56 aan hoofdsom, met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de vordering gebaseerd is op onredelijk bezwarende bedingen. De kantonrechter dient ook ambtshalve te beoordelen of eisende partij, in het geval de overeenkomst is gesloten na 13 juni 2014, heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, zoals bijvoorbeeld de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen.
Nu de overeenkomst op afstand is gesloten, dient eisende partij op grond van artikel 6:230m lid 1 jo 6:230v lid 7 BW - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende. Voorts dient eisende partij binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst te verstrekken (met daarin wederom alle toepasselijke contractuele informatieverplichtingen) op een duurzame gegevensdrager.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen licht eisende partij in een productie toe waar (maar overigens niet sinds wanneer) de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde en op de overeenkomst toepasselijke wettelijke informatieverplichtingen op haar website (dan wel de website van een derde partij via welke partij de overeenkomst is aangegaan) te vinden zijn, zoals bij de ‘veelgestelde vragen’. Eisende partij verwijst ook naar haar algemene voorwaarden. Uit de stellingen in de dagvaarding en de schermafdrukken ter onderbouwing daarvan blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans onvoldoende dat eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, bijvoorbeeld gedurende het online bestelproces, alle van toepassing zijnde informatie van artikel 6:230m lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze aan gedaagde partij heeft verstrekt. Ook een verwijzing naar bepalingen in haar algemene voorwaarden volstaat niet. Reden waarom niet kan worden vastgesteld dat eisende partij op juiste wijze aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan.
Eisende partij heeft een e-mail in het geding gebracht waarin de overeenkomst aan gedaagde partij wordt bevestigd. In deze e-mail, die als duurzame gegevensdrager kan worden aangemerkt, wordt op een aantal van de contractuele informatieverplichtingen expliciet gewezen. Dat geldt echter niet voor (onder meer):
- de wijze van betaling;
- informatie over klachtafhandelingsbeleid;
- de verbruikskosten die, gelet op de overgelegde facturen, verschuldigd zijn bij het bellen naar het buitenland.
Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v lid 7 BW is voldaan. Gelet op de jurisprudentie van het HvJEU dienen de consequenties daarop doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Dat betekent dat de vordering, ook indien voor het overige aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid is voldaan, niet zonder meer kan worden toegewezen. Daarvan zou immers een onjuist signaal uitgaan naar handelaren die wel volledig aan hun verplichtingen voldoen. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als ‘evenredig’ worden aangemerkt. Een en ander geeft de kantonrechter aanleiding de hoofdsom gedeeltelijk toe te wijzen. Afwijzing van 50% van de (resterende) hoofdsom acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie als hiervoor bedoeld. Toegewezen wordt € 479,78.
De hoogte van de buitengerechtelijke kosten wordt aangepast naar het toegewezen deel van de hoofdsom en het eventueel meer gevorderde wordt afgewezen. Voor zover een bedrag aan vervallen rente is gevorderd wordt dat afgewezen, omdat dat bedrag over een te hoge hoofdsom is berekend. De rente wordt toegewezen over de resterende hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 479,78 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 november 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van eisende partij worden begroot op € 486,00 aan griffierecht, € 85,18 aan explootkosten en € 120,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.