ECLI:NL:RBAMS:2020:2205

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8028199 CV EXPL 19-19083
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek en ambtshalve toetsing bij overeenkomsten in verkoopruimte en op afstand met betrekking tot informatieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 april 2020 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Tele2 Nederland B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure betreft een geschil over de nakoming van verplichtingen uit een overeenkomst die op afstand is gesloten. De eisende partij heeft de gedaagde partij opgeroepen om te reageren op een eerder ingediend informatieformulier, maar de gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.

De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de informatieverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De rechter concludeert dat de eisende partij niet volledig aan deze verplichtingen heeft voldaan, wat leidt tot een gedeeltelijke afwijzing van de vordering. De kantonrechter wijst 25% van de resterende hoofdsom af als een doeltreffende en evenredige sanctie, en kent een bedrag van € 43,62 toe.

Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de overeenkomst die op 16 mei 2017 is gesloten in een verkoopruimte is tot stand gekomen, waardoor de precontractuele informatieverplichtingen niet van toepassing zijn. Voor de overeenkomst die op 15 december 2017 online is gesloten, heeft de eisende partij echter niet voldoende informatie verstrekt aan de gedaagde partij, wat leidt tot een toewijzing van € 741,40 aan hoofdsom. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen, en de gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van deze bedragen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding.

Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8028199 CV EXPL 19-19083
vonnis van: 16 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Tele2 Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 10 oktober 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 5 december 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de vordering gebaseerd is op onredelijk bezwarende bedingen. De kantonrechter dient ook ambtshalve te beoordelen of eisende partij, in het geval de overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimte is gesloten na 13 juni 2014, heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek, zoals de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen.
De tussen partijen op 16 mei 2017 gesloten overeenkomst, die door eisende partij is overgelegd en door gedaagde partij is ondertekend, is tot stand gekomen in de Media Markt; een verkoopruimte waar het gebruikelijk is dergelijk overeenkomsten te sluiten. Daarom hoeft niet te worden getoetst of is voldaan aan de wettelijke precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW.
Het deel van de vordering dat ziet op de overeenkomst van 16 mei 2017, komt de kantonrechter, mede gelet op het bovenstaande, niet onrechtmatig of ongegrond voor.
Dat gaat in totaal om € 697,77 aan hoofdsom.
Voor wat betreft de overeenkomst die nadien op 15 december 2017 online tot stand is gekomen, dient eisende partij op grond van artikel 6:230m lid 1 jo 6:230v lid 7 BW - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende. Voorts dient eisende partij binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst te verstrekken met daarin wederom alle toepasselijke contractuele informatieverplichtingen op een duurzame gegevensdrager.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen licht eisende partij in een productie toe waar (maar overigens niet sinds wanneer) de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde en op de overeenkomst toepasselijke wettelijke informatieverplichtingen op haar website (dan wel de website van een derde partij via welke partij de overeenkomst is aangegaan) te vinden zijn, zoals bij de ‘veelgestelde vragen’. Eisende partij verwijst ook naar haar algemene voorwaarden. Uit de stellingen in de dagvaarding en de schermafdrukken ter onderbouwing daarvan blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans onvoldoende dat eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, bijvoorbeeld gedurende het online bestelproces, alle van toepassing zijnde informatie van artikel 6:230m lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze aan gedaagde partij heeft verstrekt. Ook een verwijzing naar bepalingen in haar algemene voorwaarden volstaat niet. Reden waarom niet kan worden vastgesteld dat eisende partij op juiste wijze aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan.
Eisende partij heeft een e-mail in het geding gebracht waarin de overeenkomst aan gedaagde partij wordt bevestigd. In deze e-mail, die als duurzame gegevensdrager kan worden aangemerkt, wordt op een aantal van de contractuele informatieverplichtingen expliciet gewezen. Dat geldt echter niet voor:
- de duur van de overeenkomst;
- het geografisch adres waar de handelaar gevestigd is;
- de wijze van betaling;
- informatie over klachtafhandelingsbeleid.
Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v lid 7 BW is voldaan. Gelet op de jurisprudentie van het HvJEU dienen de consequenties daarop doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Dat betekent dat de vordering, ook indien voor het overige aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid is voldaan, niet zonder meer kan worden toegewezen. Daarvan zou immers een onjuist signaal uitgaan naar handelaren die wel volledig aan hun verplichtingen voldoen. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als ‘evenredig’ worden aangemerkt. Een en ander geeft de kantonrechter aanleiding de hoofdsom gedeeltelijk toe te wijzen. Afwijzing van 25% van de resterende hoofdsom van € 58,17 acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie als hiervoor bedoeld. Toegewezen wordt € 43,62.
In totaal wordt € 741,40 aan hoofdsom toegewezen.
De hoogte van de buitengerechtelijke kosten wordt aangepast naar het toegewezen deel van de hoofdsom en het eventueel meer gevorderde wordt afgewezen. Voor zover een bedrag aan vervallen rente is gevorderd wordt dat afgewezen, omdat dat bedrag over een te hoge hoofdsom is berekend. De rente wordt toegewezen over de resterende hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 741,40 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van eisende partij worden begroot op € 486,00 aan griffierecht, € 85,18 aan explootkosten en € 120,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.