In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen ANWB B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een factuur van € 98,00, die betrekking had op de jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage. De overeenkomst was op 24 juli 2018 automatisch met één jaar verlengd. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij als consument handelde en dat zij voldaan had aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet volledig had voldaan aan deze verplichtingen, omdat de informatie niet voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst was verstrekt. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering niet zonder meer kon worden toegewezen, ondanks dat aan andere voorwaarden voor toewijsbaarheid was voldaan.
De kantonrechter overwoog dat de consequenties van de niet-nakoming van de informatieverplichtingen doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig moesten zijn. Daarom werd de hoofdsom gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter oordeelde dat een afwijzing van 50% van de hoofdsom een evenredige sanctie was. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 49,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast werd de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.