ECLI:NL:RBAMS:2020:2213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8053037 CV EXPL 19-19849
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek en ambtshalve toetsing van een duurovereenkomst met gedeeltelijke afwijzing van de hoofdsom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2020 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen Tele2 Nederland B.V. als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een duurovereenkomst waarbij de eisende partij niet volledig heeft voldaan aan de informatieverplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v lid 7 van het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij had de gedaagde partij in de gelegenheid gesteld om te reageren op een informatieformulier, maar de gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de vordering gebaseerd is op onredelijk bezwarende bedingen en of de eisende partij aan haar precontractuele informatieverplichtingen heeft voldaan.

De kantonrechter concludeert dat de eisende partij niet voldoende informatie heeft verstrekt aan de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Dit betreft onder andere de ingangsdatum van de overeenkomst en andere contractuele informatieverplichtingen. Gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie en de Hoge Raad, is de kantonrechter van mening dat de vordering niet zonder meer kan worden toegewezen, maar dat een gedeeltelijke toewijzing van de hoofdsom van 25% als een doeltreffende en evenredige sanctie kan worden beschouwd. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 157,31 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8053037 CV EXPL 19-19849
vonnis van: 20 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Tele2 Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen)
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 7 oktober 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 4 november 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de vordering gebaseerd is op onredelijk bezwarende bedingen. De kantonrechter dient ook ambtshalve te beoordelen of eisende partij, in het geval de overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimte is gesloten na 13 juni 2014, heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek, zoals de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen.
Nu de overeenkomst op afstand is gesloten na 13 juni 2014, dient eisende partij op grond van artikel 6:230m lid 1 jo 6:230v lid 7 BW - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende. Voorts dient eisende partij binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst te verstrekken met daarin wederom alle toepasselijke contractuele informatieverplichtingen op een duurzame gegevensdrager.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen licht eisende partij in een productie toe waar (maar overigens niet vanaf wanneer) de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde en op de overeenkomst toepasselijke wettelijke informatieverplichtingen op haar website (dan wel de website van een derde partij via welke partij de overeenkomst is aangegaan) te vinden zijn, zoals bij de ‘veelgestelde vragen’. Eisende partij verwijst ook naar haar algemene voorwaarden. Uit de stellingen in de dagvaarding en de schermafdrukken ter onderbouwing daarvan blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet, althans onvoldoende dat eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, bijvoorbeeld gedurende het online bestelproces, alle van toepassing zijnde informatie van artikel 6:230m lid 1 BW op duidelijke en begrijpelijke wijze aan gedaagde partij heeft verstrekt. Ook een verwijzing naar bepalingen in haar algemene voorwaarden volstaat niet. Reden waarom niet kan worden vastgesteld dat eisende partij op juiste wijze aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan.
Eisende partij heeft een e-mail in het geding gebracht waarin de overeenkomst aan gedaagde partij wordt bevestigd. In deze e-mail, die als duurzame gegevensdrager kan worden aangemerkt, wordt op een aantal van de contractuele informatieverplichtingen expliciet gewezen. Dat geldt echter niet voor:
- de ingangsdatum van de overeenkomst (in het stuk wordt alleen melding gedaan van een leveringsdatum van rond 10 september 2018), zodat niet duidelijk is per wanneer eisende partij zich verbindt de diensten te verlenen en per wanneer voor gedaagde partij een betalingsverplichting ontstaat;
- het geografisch adres waar de handelaar gevestigd is;
- de wijze van betaling;
- informatie over klachtafhandelingsbeleid.
Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v lid 7 BW is voldaan. Gelet op de jurisprudentie van het HvJEU dienen de consequenties daarop doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Dat betekent dat de vordering, ook indien voor het overige aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid is voldaan, niet zonder meer kan worden toegewezen. Daarvan zou immers een onjuist signaal uitgaan naar handelaren die wel volledig aan hun verplichtingen voldoen. Anderzijds kan een algehele afwijzing van de vordering niet als ‘evenredig’ worden aangemerkt. Een en ander geeft de kantonrechter aanleiding de hoofdsom gedeeltelijk toe te wijzen. Afwijzing van 25% van de hoofdsom acht de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sanctie als hiervoor bedoeld. Toegewezen wordt € 157,31.
De hoogte van de buitengerechtelijke kosten wordt aangepast naar het toegewezen deel van de hoofdsom en het eventueel meer gevorderde wordt afgewezen. Voor zover een bedrag aan vervallen rente is gevorderd wordt dat afgewezen, omdat dat bedrag over een te hoge hoofdsom is berekend. De rente wordt toegewezen over de resterende hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 157,31 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van eisende partij worden begroot op € 121,00 aan griffierecht, € 85,18 aan explootkosten en € 36,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.